Nederland kent een boeiende geschiedenis waar het gaat om het ontstaan van het boeddhisme in dit lage land. Wie waren de pioniers en waar speelde zich dat boeddhistische leven af? Hans van Willenswaard deed vanuit zijn eigen waarneming onderzoek naar het ontluikende boeddhisme vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw. Hij speelde – meestal in de zijlijn – een kritische rol in de wordingsgeschiedenis van – de unieke boeddhistisch wereld in Nederland.
In het eerste deel van de serie ‘Het mysterie van de zwarte tulp’ doet Hans in tien afleveringen verslag van zijn ervaringen en werpt hij een blik op de toekomst van het tulpenboeddhisme. Van Willenswaard – hij kreeg de naam Vimala Vijjo – nam in 1979 toevlucht tot de Boeddha, dharma en sangha. Zijn eerste baan na een opleiding in cultureel werk bracht hem begin jaren zeventig in het Amsterdamse Fantasio, waar hij een rol speelde bij de omvorming tot ‘meditatiecentrum De Kosmos’. Zo kwam hij op het spoor van vipassanameditatie. In 1990 ontmoette hij Sulak Sivaraksa, Thailand, de oprichter van het International Network of Engaged Buddhists (INEB).
In deze serie stelt Hans zich de welhaast onmogelijk taak om stapsgewijs een formule voor een toekomstig tulpenboeddhisme te onthullen. Hij doet deze poging met een flinke dosis zelfspot, want niemand is het nog gelukt de legendarische zwarte tulp te kweken. Met zijn serie wil hij een nieuwe impuls geven aan de discussie over de toekomst van het boeddhisme.
Een oase, een vrijplaats waar men tot zichzelf kan komen.
In de kerk aan het Waterlooplein, een voormalige schuilkerk vlak bij het huis waar de filosoof Spinoza (1632 – 1677) had gewoond en gewerkt, was na een restauratie een open ruimte ontstaan. De oorsprong van de Mozes & Aaron kerk, die ononderbroken door paters Franciscanen werd bediend, gaat terug tot 1641. De gekleurde ramen van de kerk waren verwijderd waardoor fris licht binnen viel en er stonden geen vaste banken. De Fraciscanergemeenschap verhuisde naar de bovenverdiepingen van het nieuw gebouwde Mozeshuis, ter vervanging van de pastorie. Beneden in het Mozeshuis werd een moderne faciliteit voor stedelijk vormingswerk gevestigd met doorgang naar de kerk. Het ontwerp ontving een architectuurprijs.
Toen wij als één van de mogelijke geruikersgroepen van de kerkruimte voorstelden er in de zomermaanden een open theehuis te vestigen voor zowel reizende als lokale jongeren, ontving coordinator Gerard Heesterbeek dit controversiele idee met open armen.
Samen met cineast Flip Jansen en zijn vriendin Annette de Jong, en de hele enthousiaste Franciscanergemeenschap richtten we de kerk in, zomer 1971, voor concerten, jam sessions, informatie markten, ontspanning en ontmoeting met zachte pop-muziek, als contra-punt voor de drukke sfeer van het Waterlooplein. Het werd een unieke plaats voor contemplatie, politieke avondgebeden, manifestaties van actiegroepen en kunstbeoefening. Het experiment bleef niet onopgemerkt bij de internationale media “Une Eglise pour les Hippies”, “Cafetaria vor dem Altar” en “Have Your Tea in a Church”. Behalve als ruimte voor Indiase concerten, yoga en open religieuze vieringen voor jongeren diende de kerk als toevluchtsoord voor kunstenaars, daklozen, asielzoekers – die soms maanden in de kerk woonden (‘kerkmarokkanen’) – en ouderen met dwarse ideëen.
‘Een oase, een vrijplaats waar men tot zichzelf kan komen, en misschien meteen kan ontdekken hoe weinig men daartoe in deze maatschappij eigenlijk de kans krijgt. Want deze vrijplaats kan geen vrijplaats zijn als hij niet tegelijk een aanklacht tegen onze maatschappij is.’
De Mozes & Aaron Kerk was één van de eerste voorbeelden van gebruik van een kerkruimte als seculier cultureel centrum en tegelijkertijd een manifestatie van authentieke christelijke solidariteit in een multi-culturele context. Het ruimte bieden aan boeddhistische meditatie paste in dit revolutionaire patroon.
Levenskrachten in de natuur
Synchroon met deze ontwikkelingen in de stedelijke sub-cultuur kwamen er ook nieuwe bewustzijnsimpulsen vanuit het platteland.
Roel van Duijn had in 1967 – onder druk – Provo opgeheven tijdens een emotionele bijenkomst in het Vondelpark. Hij was daarna in een depressie terecht gekomen. Op aanraden van zijn arts ging hij tijdelijk werken op de biologisch-dynamiche boerderij Loverendale op Walcheren. Zijn mentor was daar Matthias Guépin, de directeur van de ‘cultuurmaatschappij Loverendale’. Matthias vertelde Roel over de levenskrachten in de natuur. Deze namen voor hen die het zien konden soms de vorm van kabouters aan. Mede geïnspireerd door dit speelse inzicht in de diepten der dimensies van de natuur had Roel in 1969 de Kabouterbeweging opgericht.
Ondertussen was Rijkswatersaat begonnen met het afsluiten van de Oosterschelde als laatste stap van het Deltaplan. Het Deltaplan was ontworpen na de Februari ramp in 1953 en zou het volledige Oosterschelde estuarium – belanrijke broedplaats voor een enorme diversiteit aan vissoorten, vogels en zeehonden, één van de rijkste eco-systemen van Europa – radikaal afsluiten.
‘Op 14 april 1970 vond de visser K.J. Bout delen van een Nehalennia-altaar in zijn netten, terwijl hij bij Colijnsplaat aan het vissen was. Gericht onderzoek in 1970 en 1971 (en later nog tot 1974) leverde zo’n 240 altaren en beelden op, votiefstenen en resten van een Romeins bouwwerk’[1].
De eerste Nehalennia vondsten waren gedaan in 1647 toen een aantal beelden van de plaatselijke godin uit het zand van het Noordzeestrand bij Domburg opdoken. Deze beelden werden oorspronkelijk bewaard onder de toren van de Hervormde Kerk in Domburg.
In november 1970 was door een groep lokale jongeren in een rommelige keet in Yerseke, centrum van mossel- en oesterkwekerij, de aktiegroep “Oosterschelde Open” opgericht[2]. Het ging zowel om het milieu als de ‘Right Livelihood’ van de vissersgemeenschap.
Zou de godin Nehalennia de jongeren een handje helpen?
In het vajrayana boeddhisme wordt grote waarde gehecht aan heilige lanschappen en de helende kracht van streekgoden en -godinnen.
Onze relatie tot de ‘planetary environment’ is één van de gebieden waar het vajrayana – naast therevada en mahayana boeddhisme – een specifieke bijdrage kan leveren aan de opbloei van divers eigentijds boeddhisme.
Volgens de Australische onderzoeker Geoffrey Samuel, kan dit door het beoefenen van “clear vision” in de tantrische traditie.
‘I suggested that much of the sense of the landscape as animated, as encoding spiritual messages, has vanished into the past in contemporary societies. It has not vanished entirely, perhaps, but it is hard to recapture.’ (…)
‘At the centre of these (clear vision) practices is the transfiguration of our experience of our universe – of ourselves and the surrounding environment of people and places – into the the pure vision of deities and of the mandala.’
Dit leidt, volgens Samuel, ook naar een dialoog tussen ‘Western science and Vajrayana undestandings of reality’[3].’
(Wordt vervolgd)
[1] Noord Beveland webportal.
[2] De slag om de Oosterschelde, een reconstructie van de strijd om de open Oosterschelde door Paul de Schipper, uitgeverij Atlas, 2008.
[3] Deze citaten zijn uit Vajrayana Buddhism: Its Place in Traditional Bhutan and Its Future Prospects by Geoffrey Samuel, University of Sydney; article from A Mandala of 21st Century Perspectives. Proceedings of the International Conference on Tradition and Innovation in Vajrayana Buddhism Eds. Dasho Karma Ura et all, Centre for Bhutan Studies & GNH, 2017.