In ‘De vleesvrije stad’ schetst Mark Schalken de band tussen dieren en (teken-)kunst. Hij betoogt dat de moderne tragedie van de dierenindustrie in 2030 ten einde kan zijn. Zijn verhaal vormde het vertrekpunt voor dit boek.
Mark Schalken (1967) is kunstenaar, ontwerper en activist. In zijn werk laat hij zich inspireren door het boeddhistische ideaal van compassie. Met Albert Hennipman initieerde hij ‘Het Huis van Betekenis’ in Utrecht en organiseerde tekenprojecten zoals Verbonden verhalen, een boek over senioren en vluchtelingen in Utrecht-Overvecht.
Begin 2020 vroeg uitgever Hapé Smeele aan Mark of hij een lezing wilde geven over een maatschappelijk urgent probleem, op een inspiratiedag voor antroposofen. De lezing ging vanwege corona niet door, maar vormde wel de basis voor onderstaand essay en het gelijknamige collectief tekenproject.
Getekende dieren
‘In de zomer van 2019 reisde ik naar de Zuid-Franse rivier de Ardèche, waar prehistorische grotschilderingen zijn ontdekt. 30.000 jaar geleden woonden hier groepjes jagers-verzamelaars, de Cro-Magnons. Deze voorouders van ons stonden al op hun voeten en hadden hun handen vrij. Ze droegen sieraden en wapens, en beheersten vuur. Aan de voet van de Ardèche daalden ze af in de duisternis van een grottenstelsel met de resten van dat vuur: houtskool. Op de diepst gelegen grotwanden tekenden ze een wereld van honderden herten, paarden, bergleeuwen en holenberen. Onder het trefzekere lijnenspel komen de rotsen tot leven. De sublieme tekenkwaliteit toont de band tussen de tekenaars en de hun omringende dieren. Geen vreedzame band maar beslist een innige.
In mijn dagelijks leven fiets ik bijna iedere dag naar mijn atelier in Amsterdam-West. Vaak sta ik voor rood bij een stoplicht met de sticker ‘vlees = moord’. Hoewel ik al jaren geen vlees meer eet, irriteert de tekst nog steeds. Wat een bemoeizucht! Vervolgens rijd ik langs een voormalig slachthuis. Ik herinner me nog de doordringende walm en het gegil dat me vaak liet opschrikken. Dan stond er een vrachtauto voor de poort, met achter de houten tralies opeengepropte varkens. Snuiten die zich tevergeefs tussen de spijlen persen. Opengesperde ogen met wild-angstige blikken. Terwijl de poort langzaam openging, fietste ik door. Inmiddels is het slachthuis verplaatst en onzichtbaar geworden, net als de doodsbange varkens.
Terwijl we rustig dooreten – in Amsterdam 750.000 dieren per maand – is er een tragedie gaande. Het is aan ons om die onder ogen te zien, want de dieren kunnen zich niet roeren. Kunst en literatuur kunnen ons daarbij helpen, ons individueel oproepen tot inlevend kijken en handelen. Tegelijkertijd vraagt de wereldwijde dierentragedie om groot denken. Kijk ik vanuit verbeelding, vanuit een kunstenaars-mindset, dan hebben we veel mogelijkheden tot verandering. Ik noem die de vleesvrije stad – waarover straks meer.
Moderne tragedie
Vanuit de prehistorie naar de bio-industrie is een reuzenstap. Een ommekeer in de mens-dierverhoudingen, veroorzaakt door vele culturele en technologische factoren. Als we iemand de twijfelachtige eer mogen geven om de bio-industrie te hebben uitgevonden, dan is dat Celia Steele, boerin uit Delaware. In 1923 bestelt ze vijftig kuikens – toen een gangbaar aantal – maar krijgt er bij vergissing vijfhonderd geleverd. Het lukt haar met voedingssupplementen en lampen om de vogels binnenshuis te laten overwinteren. Drie jaar later bouwt ze een schuur voor tienduizend kippen. Na honderd jaar vooruitgang dankzij antibiotica, groeibevorderaars, snavelknipmachines worden in Delaware jaarlijks tweehonderdvijftig miljoen slachtkuikens geproduceerd. Jonathan Safran Foer schrijft erover in Dieren eten, zijn boek over de afgestompte levens en het hardvochtige sterven van Amerikaanse productiedieren. Foer ging op onderzoek uit toen zijn vrouw zwanger was. Welk eten, welke blik op de wereld, zouden ze hun kind willen geven?
Ook in Nederland fokken en slachten we dieren op industriële wijze. Koe Hermien haalde in 2018 de media toen ze op weg naar het slachthuis ontsnapte, het bos in vluchtte en zich onvindbaar maakte voor jagers. Hermien is één van onze vijfhonderd miljoen productiedieren. Gelukkig is er ook de biologische veehouderij. Die ontstond een eeuw geleden – de tijd van Celia Steele – toen verontruste boeren naar Rudolf Steiner kwamen. Ze zagen dat door de vooruitgang (kunstmest, mechanisatie, schaalvergroting) geestelijke waardes verloren gingen. Geïnspireerd door Steiner groeide de biologische landbouw en veeteelt, waarvan tegenwoordig ook niet-antroposofen zoals ik de vruchten plukken. Toch dook begin 2020 een video op waarin slachthuismedewerkers varkens afranselen en de inspecterend ambtenaar meedoet. Biologisch gehouden varkens, bestemd voor het vleesschap van Ekoplaza, met drie sterren van de dierenbescherming. Moeten ze vanaf nu ook geen sterren gaan toekennen voor ‘beter sterven’?
Als stadsbewoners hebben we het geweld uitbesteed aan bedrijven en boeren. En zelfs als je vegetarisch eet of veganistisch probeert te leven, dan nog ontsnap je bijna niet aan het vleessysteem. Wie weet bijvoorbeeld dat bijna alle boeken worden gebonden met lijm van dierenbotten? Het vleesregime is wereldwijd en van een moedeloosmakende omvang.
Het duurt niet lang meer
Kunst en literatuur kunnen ons gevoeliger maken voor het leven en lijden van dieren. Ze verdiepen de alledaagse omgang met (huis-)dieren, en alle kennis die wetenschappers als Frans de Waal aandragen: bavianen bespreken waar ze morgenochtend gaan jagen; vissen gebruiken gereedschap; olifanten hebben een woord voor mensen (vergelijkbaar met hun woord voor gevaar) en rouwen om gestorven verwanten.
Begin 2020 zag ik in het Begrafenismuseum Tot Zover de expositie ‘De laatste aai’, over onze dubbelhartige houding tegenover het sterven van dieren. Enerzijds een documentaire over een dierencrematorium, waarin een huilend echtpaar een urn uitzoekt voor hun dode kat. Anderzijds – in een andere zaal – stond de anonieme dood van productiedieren centraal. Kunstenaar Herman de Vries maakte als installatie een grafheuvel van twintig ton koeienbeenderen. En in de fotoserie ‘Oog in oog’ van Tineke Schuurmans keken varkensogen in close-up mij indringend aan. Ieder van de 64 varkensportretten leek te zeggen: kijk naar mij – dood me niet. Maar het is lastig om dit appèl onder ogen te zien, omdat het vraagt om consequenties trekken – om verandering, individueel en als samenleving.
Wat gebeurt er wanneer je als kunstenaar of schrijver – of gewoon als mens – oog krijgt voor de dierentragedie? Empathie kan eenzaam maken. Dat laat Nobelprijswinnaar Coetzee zien met zijn alter ego, de schrijfster Elizabeth Costello, die tevens dierenrechtenactivist is. In de roman Dierenleven krijgt de bejaarde Costello een oeuvreprijs uitgereikt op de universiteit waar ook haar zoon en stiefdochter werken. Heimelijk hopen zij dat moeders bezoek snel voorbij is. Ma zal toch niet weer over haar stokpaardje, de dieren, beginnen? Maar jawel, haar lezing gaat over dieren als krijgsgevangenen, over Kafka’s dierenverhalen en concentratiekamp Treblinka. Het publiek reageert verontwaardigd en het vragenkwartier loopt uit de hand. Ook tijdens het avondeten bij haar zoon en schoondochter is de sfeer om te snijden. Elizabeth krijgt haar kleinkinderen niet eens te zien – die eten kip, elders in huis. De volgende ochtend rijdt haar zoon zijn uitgeputte moeder naar het vliegveld. In tranen verdedigt ze zich voor haar lezing over systematische levensvernietiging van dieren en publieke onverschilligheid hierover. Zo beschrijft Coetzee het afscheid van zoon en moeder: “Ze rijden nog niet op de snelweg. Hij zet zijn auto aan de kant, zet de motor af, neemt zijn moeder in zijn armen. Hij ademt de lucht in van nachtcrème, van ouderdom. ‘Stil maar’, fluistert hij in haar oor, ‘Stil maar. Het duurt niet lang meer.’ ”
Hernieuwde verwantschap
Hoe komen we uit deze eenzaamheid? Eva Meijer wendt zich tot de dieren zelf. Deze filosoof-romanschrijver-kunstenaar geeft mij hoop. Waar de dierenrechtenbeweging zich richt op het beëindigen van uitbuiting, vraagt Meijer zich in haar filosofische essays af hoe we verder kunnen gaan. Hoe we betere relaties met dieren kunnen ontwikkelen. Ze benadrukt de verwantschap. “Net als andere dieren hebben we lichamen, we groeien en dromen, we hebben lief en verliezen degene die we liefhebben. We zijn afhankelijk en kwetsbaar.” Meijer schreef een subtiele roman over vogelonderzoeker Len Howard, die halverwege vorige eeuw op het Engelse platteland samenleefde met koolmezen, in haar huis met altijd geopende ramen, Het vogelhuis.
Een van de opvallendste dieren in de grotten bij de Ardèche is een mysterieuze uil. Voor de Cro-Magnons die de uil in de rotsen krasten, moet het leven meer zijn geweest dan eten of gegeten worden, jager of prooi. Meijer laat ons op zoek gaan naar hedendaagse varianten van de houding van de Cro-Magnons ten aanzien van dieren. Opnieuw innig, maar niet langer gewelddadig.
Voor mij zelf is de weg van het – woordeloze – tekenen belangrijk. Ik teken de laatste jaren de dieren in de buurt van mijn atelier aan de stadsrand van Amsterdam. De vele vogels en de enkele koeien en varkens die daar leven. De lijn van een schouderblad, een natte snuit, de zacht golvende beweging van een ademende varkensbuik. En de blik in hun ogen: nieuwsgierig, onverschillig of waakzaam. Zodra mijn oog verwantschap ervaart, kan mijn hand gaan tekenen.
Burgerbeweging
Een empathische wending tot andere dieren is vaak iets persoonlijks. In het verlengde daarvan zullen we gezamenlijk nieuwe maatschappelijke normen moeten creëren. Ook Meijer vraagt zich af: “Kunnen we naar dieren luisteren en hen als medeburgers zien?” Dat gaat een stuk verder dan de subculturele ruimte – Go Vegan! – die onze liberaal-kapitalistische samenleving nu biedt. We kunnen teruggrijpen op de allereerste burgerrechtencampagne ter wereld. Die ontstond in 1787 nadat de eigenaar van een Engels slavenschip 133 zieken overboord liet gooien, zodat hij de verzekeringspremie kon innen. Dit nieuws maakte twaalf Londenaren zo kwaad dat ze een vlammend pamflet voor de afschaffing van slavernij publiceerden. In die jaren was Engeland de belangrijkste wereldmacht, de economie dreef op slavernij en afschaffing leek een lachwekkende gedachte. Bovendien was slavernij in Engeland zelf onzichtbaar, je zag geen slavendrijvers met geketende gevangenen. Filosoof Adam Smith verklaarde: “Slavernij maakt nauwelijks kans ooit te worden afgeschaft. Het is sinds de eerste samenlevingen een universeel verschijnsel”.
Historicus Adam Hochschild vertelt in zijn boek Bevrijd de slaven! hoe de abolitionisten de machtsverhoudingen openbraken en de publieke opinie keerden. Ze bedachten de middelen die we nog steeds gebruiken: flyers, petities, ingezonden brieven, lezingen en debatten, demonstraties en boycotacties. Ze geloofden dat mensen het lijden van anderen kunnen invoelen, zelfs wanneer dat zich ver weg afspeelt of verandering niet in hun directe belang is. Bijvoorbeeld: dankzij de slavenplantages was suiker voor alle Engelsen eindelijk betaalbaar geworden. Toch wisten lokale vrouwengenootschappen rond 1825 honderdduizenden vrouwen te bewegen om geen bakkersproducten te kopen waarin de goedkope slavensuiker was verwerkt. En in een latere boycotgolf gingen ze nog verder: alle bakkers die nog slavensuiker gebruikten werden volledig gemeden. Vanuit lokale, hartstochtelijke protesten tegen uitbuiting groeide een brede, vasthoudende burgerbeweging. In 1838 werd de slavernij in Engeland afgeschaft. Wat toen gold voor de bevrijding van tot slaafgemaakten, is ook nu mogelijk voor onze mededieren.
Een vleesvrij Amsterdam in 2030
Over de relatie tussen de dierenindustrie en corona zal ik hier niet uitweiden, noch over de catastrofale klimaatgevolgen van de veehouderij. Maar we lijken op een kantelpunt te staan. Enerzijds wil de wereldwijde dierenindustrie eindeloos doorgroeien, anderzijds wenden steeds meer mensen, vooral jongeren, zich af van het eten en uitbuiten van dieren. Ook mijn nichtje Jora – negen jaar – heeft haar ouders verteld dat ze geen vlees meer wil. Laten we daarom, net als de Londenaren uit 1787, aan de slag gaan en lokaal beginnen, in mijn geval in Amsterdam. Mijn stad heeft veel redenen om voorop te lopen: haar progressieve bevolking, geschiedenis, welvaart en consumptieniveau (waaronder de 750.000 dieren per maand).
Parallel aan de fossielvrije stad – en minstens zo urgent – maken we een stappenplan richting de vleesvrije stad. Met argumenten, acties, humor en kunst. Dit tienjarenplan begint najaar 2021, wanneer we de inmiddels 82-jarige Coetzee naar Amsterdam uitnodigen om de allereerste Elizabeth Costello-lezing te geven. Hij vertelt ons over de oude vrouw die zich in haar strijd om dierenrechten vervreemdt van haar familie en intellectuele omgeving. Hij duidt zijn romans over dierenrechten in het verlengde van zijn boeken over het apartheidsregime. Hoe te schrijven en te handelen vanuit een bevoorrechte positie? Verwijzend naar de afscheidsbrief van Eberhard van der Laan – ‘Zorg goed voor onze stad en voor elkaar’ – noemt Coetzee ook dieren Amsterdammers. Afgezien van de schampere reacties van enkele columnisten – voornamelijk mannetjesexemplaren – is de richting bepaald van een debat dat niet meer verstomt.
Maatschappelijke organisaties gaan zich herbezinnen. Bij coöperatieve supermarkt Odin starten leden de discussie en in 2022 worden de Amsterdamse vestigingen als eerste vleesvrij. Ook de Triodosbank gaat om. De bank gaat de horeca en boeren die ze financiert, helpen om in tien jaar vleesvrij te worden.
De coalitie voor een vleesvrije hoofdstad groeit. In 2023 komt er een stadsreferendum. Een minderheid wil Amsterdam direct vleesvrij maken, maar met de gedachte ‘over tien jaar’ stemt de helft in. Bekende Amsterdammers komen uit de kast als vleesvermijders. Steeds meer mensen wennen aan het idee van dierenrechten en een vleesloze toekomst. Jonathan Foer houdt de Costello-lezing. Jonge vaders die hun baby aanmelden bij het gemeentehuis, krijgen zijn boek Dieren eten cadeau. Jeugdige klimaatstakers bezetten de eerste schoolkantines, een groep onderwijzers sluit zich aan. Het schooljaar erop is de eerste vleesvrije school een feit.
Bij cultuureducatie combineren middelbare scholen een bezoek aan de Nachtwacht met een bezoek aan een slachthuis. Na protesten van verontruste ouders ontwerpen jonge designers in 2024 het glazen abattoir. Zonder dat hier daadwerkelijk geslacht wordt, krijgen jongeren via VR een indringend beeld van wat vlees eten impliceert. Het glazen abattoir gaat op tournee langs alle stadswijken en wordt gefinancierd uit het Vleestransitiefonds, dat gespekt wordt met een vleestaks van tien euro per restaurantmaaltijd. Ook andere initiatieven ter promotie van Het Nieuwe Eten floreren. De week zonder vlees, de Ottolenghi-award voor jonge vega-koks, enzovoort, enzovoort.
- De boeddhistische monnik Matthieu Ricard houdt de vierde Elizabeth Costello-lezing. Ricard schreef het boek Waarom ik mijn vrienden niet opeet. Vleesloos eten was al de norm binnen westerse boeddhistische kringen, maar vanaf nu houden jonge boeddhisten dagelijkse sit-ins bij de McDonald’s en het Amstelhotel. Dit gaat jaren door, tot de afschaffing van vlees een feit is. Natuurlijk mediteren Richard Gere en andere Hollywood-sterren mee, en haken Jort Kelder en andere BN’ers snel aan.
In de aanloop naar de raadsverkiezingen in 2026 hebben alle progressieve partijen in hun programma staan dat vlees eten op termijn wordt afgeschaft. Het verzet uit het bedrijfsleven nadert zijn kookpunt. De Kamer van Koophandel betoogt dat bedrijven, toeristen en burgers de stad ontvluchten bij een vleesverbod. De huizenprijzen zullen niet langer stijgen en het aantal toeristen zal kelderen tot het niveau van 2019. Maar de verkiezingsuitslag laat zien dat veel burgers opgelucht zijn over dat doemscenario. De tegenlobby is over haar hoogtepunt heen.
In 2027 lanceert de gemeenteraad het actieplan vleesluwe binnenstad. Vlees- en visloze restaurants worden vrijgesteld van heffingen, hun aantal neemt sprongsgewijs toe. Zodra de gemeente al haar kantines vleesloos wil maken, ontstaat er tweespalt onder de ambtenaren, tot blijkt dat alle kroketten al twee jaar van de vegetarische slager afkomstig zijn.
Vanaf 2028 begint het ROC met omscholingsprogramma’s. Shoarmazaken worden mediterrane traiteurs en slagers scholen zich om tot zonnepanelen-monteur. De gemeente sluit een veggie-convenant met fastfoodzaken en supermarkten. Tegen deze stroom in, opent in Amstelveen een nieuwe winkel: de carnivore kaasboer. De carnivore kaasboer verkoopt kip die er uitziet als Old Amsterdammer. Na een kortstondige mediahype moet hij zijn deuren weer sluiten.
In 2029, tijdens de negende Elizabeth Costello-lezing, wordt de term ‘vegetariër’ met een ludieke ceremonie afgeschaft. We kijken meewarig terug naar de tijd waarin het weigeren van vlees als individuele identiteit werd gezien, in plaats van als sociale kwestie. En was biologisch eten ooit populair geworden als de kopers ervan zichzelf ecotariër hadden genoemd?
- We zijn er. Of nog lang niet? Want hoe zit het met zuivel, met leer, met vogelmagen vol plastic, en, in Amsterdam, met onze ratten? Al in 2019 was er in West het initiatief om oud brood (dat volgens de Koran niet mag worden weggegooid) te vergassen om de buurtmoskee te verwarmen, in plaats van het uit te strooien aan de waterrand. Toch ervaren we de ratten in 2029 nog steeds als een plaag. Hoe kunnen we beter met ze omgaan? Daartoe benoemen we Eva Meijer tot hoogleraar Dierhumanistiek aan de UvA. Met haar vakgroep verbreedt ze het debat over hoe we in onze steden anders met dieren kunnen samenleven. En dus kunnen we eind 2030 vieren dat Amsterdam vleesvrij is.’