Het is niet mijn gewoonte om in de pen te klimmen voor een reactie op een stuk in een krant, maar het artikel van Taigu: ´Thich Nhat Hanh kritisch beschouwd’ van 24 januari vraagt om weerwoord.
Laat ik beginnen met het goede, als eerste zijn naam; Taigu oftewel ‘grote dwaas’. Hoewel geleend van een Japanse zendichter, doet hij deze naam in dit artikel beslist eer aan. Vervolgens het begin: “Over de doden niets dan goeds”. Op zich niks mis mee, lijkt me, enkel in het vervolg van zijn betoog klinkt voornamelijk het tegenovergestelde.
Ten derde zijn stelling dat je in staat moet zijn feit van fictie te onderscheiden en dat de bijdrage van Thích Nhất Hạnh in een kritisch perspectief moet worden geplaatst. Hoewel een beetje snel, Thích Nhất Hạnh is nog niet eens gecremeerd, kan ik me dat wel voorstellen, (wees je eigen lamp) enkel, onze grote dwaas doet dat in het vervolg van dit artikel niet of nauwelijks maar hij grossiert in suggesties en gemeenplaatsen.
Alinea twee gaat er over of Thích Nhất Hạnh al dan niet een zenmeester genoemd mag worden en er zou een legende om hem heen worden gespind wat vervolgens nergens verder wordt uitgediept op benoemd.
In alinea drie gaat het over het overlijden van Thích Nhất Hạnh. Deze heeft het in al zijn geschriften er over dat ‘to be or not to be’ is not the question, oftewel er is geen geboorte of dood, enkel transformatie. Thích Nhất Hạnh leeft voort in al zijn monastieke- en leken volgelingen, en die hoeven écht geen beeld van hem in de tuin te hebben staan, zoals Taigu wil suggereren.
De vierde alinea gaat voornamelijk over flapteksten van zijn boeken terwijl de volgende alinea zijn relatie met Dr. Martin Luther King Jr. met diens nominatie voor de Nobel Vredesprijs bagatelliseert. Als zijn activiteiten voor vrede in Vietnam en hulp aan de bootvluchtelingen uit die periode worden ook niet genoemd.
Vervolgens een alinea waaruit ik begrijp dat doelgerichtheid niet samen zou kunnen gaan met neerslachtigheid of twijfel. Hoezo? Inderdaad is ook Thích Nhất Hạnh geen heilige en zo wordt hij in zijn beweging ook niet gezien. Wél als iemand die zijn boodschap ook – in elke vezel – leefde.
Vervolgens moet de “monoloog van Thích Nhất Hạnh” in de volle Alexanderzaal van het Congresgebouw het ontgelden. Wat had Taigu dan van hem verwacht? Een dansje op het podium? En ja hoor, de ‘deuntjes’ uit Plum Village. Uit die jaren in een sangha in Utrecht is hem klaarblijkelijk niet bijgebleven dat die ’deuntjes’ gezongen meditaties zijn, die, zoals veel dingen in de Plum Village traditie zowel serieus als licht zijn.
Vervolgens toch nog een plusje, het motiveren en mobiliseren van veel mensen voor vrede en dialoog, om dit plusje gelijk weer teniet te doen door te stellen dat er ook veel westerse mensen vóór Thích Nhất Hạnh boeddhisme en mindfulness bestudeerden zonder in te gaan op de rol van Thích Nhất Hạnh en zijn gedachtegoed in het westers boeddhisme en het ontstaan- en de onstuimige groei van mindfulness in het westen. Een groei waar hij overigens zijn bedenkingen tegen had, mindfulness is geen tool dat je los in kunt zetten, maar omdat je mindfulness – juiste aandacht – niet los kan zien van de andere onderdelen van het Edele Achtvoudige Pad.
Verder gaat Taigu tweemaal in op het boek ‘Understanding our mind’, het commentaar van Thích Nhất Hạnh op de vijftig verzen van Vasubanu waarin Taigu ten eerste de vertaling van de verzen verward en vervolgens Thích Nhất Hạnh iets in zijn mond legt wat hij, bij mijn weten, nooit heeft beweerd: “Het boeddhisme lost het probleem van Kants “Ding an sich’ op”. Wat Thích Nhất Hạnh wél beweert is het volgende: “Het eerste veld van de waarneming is de waarneming van de dingen-in-zichzelf, het direct waarnemen zonder vervorming of illusies” oftewel Kants “Ding an sich’, de wereld van de ‘noumea’, om één alinea verder te verklaren dat we dit weliswaar theoretisch kunnen, maar vervolgens vaststelt dat we dit stadium zelden bereiken, maar blijven steken in de wereld van het phenomenon, of, boeddhistisch gesproken, de werelden van voorstellingen en/of beelden, zoals verder in dit boek wordt uitgelegd. Dit boek komt het tweede kwartaal overigens eindelijk uit in het Nederlands, wellicht heeft Taigu daar nog iets aan.
Hierna volgt weer een aantal suggestieve vragen:
Je vraagt je af of hij de filosofie van Immanuel Kant heeft gelezen, en zo ja, wat hij er dan van begrepen heeft.
en
Veel van zijn boeken bestaan uit geredigeerde compilaties van lezingen en voordrachten. Hebben de volgelingen die als redacteuren van zijn werk optreden zelf in de gaten wat de leraar zegt en bestaat de mogelijkheid van tegenspraak en correctie?
Taigu heeft het bij het rechte eind dat niemand van Thích Nhất Hạnh boeddhist hoeft te worden en vele van zijn volgelingen voelen zich dat ook niet, daar gaat het hem m.i. ook niet om, maar dat mensen zijn gedachtegoed kunnen gebruiken om zichzelf en anderen te helen. Wat Taigu niet noemt, is dat Thích Nhất Hạnh altijd de nadruk heeft gelegd op het interzijn van alles met alles onder andere als basis voor het besef dat geen mens op zichzelf staat maar is verbonden met iedereen om hem heen, én met alles op onze aarde, als basis voor al ons denken en handelen.
Taigu blijft tenslotte een bewonderaar én een kritische lezer. Dat is weer prima, maar laat hij dan ook inhoudelijke stukken schrijven, en niet grossieren in suggestieve vragen en gemeenplaatsen.
Begin jaren negentig kwam hij in contact met zenmeditatie via Zentrum (Utrecht) bij Rients Ritskes (nu Zen.nl) waar hij jarenlang heeft geoefend.
In 2006 maakte hij de overstap naar het toegepast Boeddhisme van Thích Nhất Hạnh omdat daar de relatie van de beoefenaar met zijn/haar omgeving, zijnde mens en milieu veel meer de nadruk kreeg dan het op persoonlijke groei / verlichting gerichte het pad wat Zentrum toen aanbood.
Hij oefent nog steeds in de traditie van Plum Village en is in 2015 toegetreden tot de Orde van Interzijn, een leken orde in deze traditie.
In het 2e kwartaal van 2022 zal een Nederlandse vertaling van zijn hand van het boek van Thích Nhất Hạnh over Boeddhistische psychologie: “Understanding our Mind” uitkomen als ‘Hoe werkt onze geest?’.
In dit boek geeft Thích Nhất Hạnh commentaar op de vijftig verzen van Vasubandu, een Indiase patriarch uit de 5e eeuw CE van de Vijñaptimatra of Enkel Manifestatie school.
Deze vijftig verzen zijn samengesteld uit de twee hoofdverhandelingen van Vasubandu over de leer van de Enkel Manifestatie school, de Twintig Verzen over de Manifestatie van het Bewustzijn (Vijñaptimatrata-vimshatika-karika) en de Dertig Verzen over de Manifestatie van het Bewustzijn (Vijñaptimatrata-trimshikakarika)
Het uitgangspunt is dat als je de werking, mogelijkheden/onmogelijkheden en gewoonte-energieën in je eigen geest én in die van je medemens beter begrijpt, dit je beoefening en je relaties met derden positief zal beïnvloeden.