Loflied op zazen (Hakuin, 1686-1769)
Van nature zijn alle wezens Boeddha.
Als water en ijs: zonder water geen ijs.
Buiten ons, geen boeddha’s.
Zo nabij deze waarheid, zo ver gezocht.
Als erfgenamen van welvarende ouders
dolen wij over deze aarde behoeftig,
wervelend door de zes werelden.
Ons leed komt voort uit ego-verdwazing.
Onbestemd huizend in duister na duister,
hoe ontkom je aan de kringloop van leven en dood?
De ingang naar bevrijding is de echtheid van zazen,
het pure, onfeilbare Mahayana-traject.
Devotie, vereffening, grootmoedigheid,
talloze goede daden en de juiste levenshouding:
alles vindt zijn oorsprong in dit grondigst beleven.
Eén keer oprecht zitten zal het kwaad al verdrijven;
het zuivert ons karma en ruimt de obstakels.
Waar dan is het duister dat ons nog misleidt?
Hoezo ver verwijderd, het pure lotusland?
Deze waarheid te horen, bescheiden en dankbaar,
te waarderen en aanvaarden, zijn wijsheid te beoefenen,
brengt onschatbare zegen en bergen verdienste.
Voor wie zo van binnenuit waarheid belichaamt
is het ware zelf een niet-zelf;
ons eigen zelf is een niet-zelf
dat ego en concepten overstijgt.
Geen onderscheid hier tussen oorzaak en gevolg.
Geen twee meer of drie, enkel rechtuit deze Weg.
Onze vorm nu blijkt een niet-vorm,
in komen en gaan zijn wij steevast thuis.
Ons denken nu blijkt een niet-denken,
ons dansen en zingen zijn de stem van de Dharma.
Grenzeloze ruimte, zo weids gevestigd!
Helder en vervullend, het maanlicht van wijsheid!
Wat is er buiten ons, ontbreekt er dan iets?
Nirvana toont zich nu voor je ogen.
De aarde die ons draagt is het pure lotusland
en dit reële lichaam hier is het lichaam van Boeddha.
Een audioversie van het lied is hier te vinden