Het is crisis in de jeugdhulpverlening. Hélène van Beek deed hier diepgaand onderzoek naar en schreef het boek ‘Kinderen van de staat’. Ze constateert dat Nederland in Europa op eenzame ‘diepte’ staat wat betreft het ‘uit huis plaatsen’ van kinderen. 46.000 kinderen wonen niet bij hun vader of moeder, maar verblijven in een gezinshuis of een instelling voor jeugdzorg. Nergens op deze planeet is dit het geval. Jongvolwassenen die praten over hun leven na het wonen in een instelling, wijzen erop hoe slecht hun ervaringen waren in de instelling waar ze werden opgenomen, onder het mom van veiligheid en behandeling. Ze halen bijna nooit een diploma, raken verslaafd, hebben zelden een stabiele relatie of werk, ze krijgen jong al een kind, vertrouwen niemand, zijn depressief of suïcidaal. Maar in Nederland gaan we wel onverkort door met dit beleid van uithuisplaatsing.
De jeugdzorg wordt gekenmerkt door wachtlijsten, falende zorg, gebrek aan deskundigheid, bureaucratie, gezinsvoogden die niet toekomen aan hun werk, vele wisseling van jeugdhulpverleners, ‘rondpompen’ van kinderen die te moeilijk zijn, ontbreken van juiste diagnoses. Ongeveer een derde van de 3,75 miljard euro die aan jeugdzorg wordt besteed, dus 1 miljard euro, gaat op aan zogenaamde apparaatskosten. Als passende hulp ontbreekt kan je een toename van Voorlopige Ondertoezichtstellingen (VOTS) verwachten. Deze toename was tussen 2015 en 2019 ruim 40%. Twintig jaar geleden kreeg 1 op de 27 kinderen jeugdhulp. Nu is dat 1 op de 8. Volgens deskundigen kan het niet anders dan dat deze puinhoop uitloopt op een Parlementaire enquête.
Een kind onder toezicht plaatsen of uit huis plaatsen is bijzonder ingrijpend. Het vernietigt levens van burgers die anders geholpen zouden kunnen worden. Je moet wel heel zeker weten waarom je een dergelijk advies geeft of maatregel neemt en dat is vaak het probleem.
Een centrale positie in begintrajecten van de gedwongen jeugdhulpverlening heeft de organisatie ‘Veilig Thuis’ (VT). Veel ouders zijn doodsbang voor deze organisatie. Natuurlijk is het soms nodig dat een kind, al of niet tijdelijk, uit huis geplaatst wordt. Als je dergelijke beslissingen neemt moet je je baseren op goed feitenonderzoek.
Sociaal pedagoog Harry Berndsen schreef over dit fundamentele probleem in 2017 het manifest ‘Keteninfantiliteit in de jeugdzorg’. Daarin legt hij uit dat veel Veilig Thuis onderzoekers niet goed zijn opgeleid om feitenonderzoek te kunnen doen. Deze mensen houden interviewtjes en met deze gegevens stellen ze een soort rapport samen, dat vervolgens voor waarheid doorgaat in de gehele keten die erop volgt. Tot aan de kinderrechter toe, die op basis van het rapport een beslissing neemt. Als je echt iemand dwars wilt zitten, moet je Veilig Thuis op hun dak sturen, zegt Berndsen. Ondermaatse onderzoekers met verregaande bevoegdheden, en ouders die vervolgens op basis van deze roddels door de kinderrechter worden ‘veroordeeld’. Voor minderjarigen en ouders zeer ingrijpende en traumatische beslissingen worden genomen op basis van boterzachte onderbouwing of nog erger, op basis van drijfzand, is zijn mening. Berndsen onderzocht voor het tv-programma ‘De Monitor’ in 2017 acht dossiers van ouders die beticht werden van kindermishandeling. In deze 8 dossiers vond hij 189 onwaarheden.
Al in 2013 constateerde de kinderombudsman dat de vele verstrekkende maatregelen die getroffen worden niet op feiten zijn gebaseerd. Het recht op waarheidsvinding werd mede daarom in 2015 in de Jeugdwet vastgelegd. In 2018 komt minister Sander Dekker met ‘het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen’. Als een kind in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, moet de overheid ingrijpen, maar dat ingrijpen moet wel ‘zorgvuldig worden voorbereid en onderbouwd, zodat de rechter op basis van de juiste feiten en omstandigheden kan beoordelen of een maatregen genomen moet worden. En dat gebeurt nog te vaak niet’, volgens de minister. We hebben contact met veel van die ouders die kapot gemaakt werden of worden door Veilig Thuis. Centraal in de klachten van deze ouders staat steeds weer dat er geen feitenonderzoek gedaan is. En vervolgens worden er beslissingen genomen, op basis van roddels, en nergens kan dit gecorrigeerd worden. De mensen die het betreft, voelen vooral schaamte, angst en woede. Het is moeilijk te geloven dat dit in Nederland gebeurt.
De inspecties, IGJ en J&V, brachten in 2019 en 2020 een advies uit onder de naam: kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd. De Inspecties constateren dat de Nederlandse overheid niet voldoet aan bepalingen uit het Internationale Verdrag inzake de rechten van het Kind, het Europees verdrag voor de Rechten van de mens en het verdrag van Instanbul.
Die verdragen gebieden dat de overheid moet respecteren dat de eigen ouders hun kinderen opvoeden en verzorgen. De overheid moet regelen dat kwetsbare kinderen en gezinnen hulp en bijstand krijgen en zo nodig bescherming ontvangen als het gezond en veilig opgroeien in het geding is. Inperkingen daarvan moeten met de nodige rechtswaarborgen worden omgeven. Feitenonderzoek is onzes inziens een eerste begin.
Veel ouders durven helaas niet in te gaan tegen deze schending van hun rechten uit angst voor wraaknemingen van functionarissen in dienst van de overheid.
Ingrijpen van de overheid bij mistoestanden in een gezin is een goede zaak, maar dan dient uitgezocht te worden wat de oorzaak van de mistoestanden is, wat de doelstellingen dienen te zijn en vervolgens wat voor acties te ondernemen zijn. Dit uitzoeken dient in samenwerking plaats te vinden met de betrokkenen en niet buiten hun om. Komen de partijen er niet uit, dan dient een derde onafhankelijke partij de beslissing te nemen. Uithuisplaatsing is een interventie die niet per se aansluit bij een oplossing voor de bestaande problematiek, deze interventie zou de problematiek zelf kunnen verhevigen. Enerzijds is het helder dat een kind niet bloot mag staan aan beschadiging van welke aard dan ook. Anderzijds zijn kinderen ongelooflijk loyaal naar hun ouders en ze weghalen bij hun ouders en huisvesten bij mensen waar ze geen band mee hebben, is ook zeer traumatiserend. Uithuisplaatsing zou een allerlaatste actie dienen te zijn. Veel mooier als het familiesysteem als geheel begeleid gaat worden.
- Bron: ‘Kinderen van de staat’ van Hélène van Beek.