Wel eerder heb ik mijn interesse voor schelpen en andere zee-vondsten genoemd. Interessant en ontspannend te zien wat er zoal op het strand aanspoelt. En bij meer zeldzame schelpensoorten is het altijd de aardige puzzel wat het nu precies is. Enkele van deze vondsten laat ik op de blog zien, soms, als het bijzonder en leuk is.
In dat kader zijn er weer enkele leuke recente waarnemingen te melden. Van 4 oktober jl. van Ameland. Op één dag deden we een paar bijzondere vondsten.
Plaats van de vondsten, tussen Paal 19 en 20. Strandovergang: Meindertspad. Weer: harde aflandige wind, ca. kracht 6. Waterstand: inzettende eb. Schelpen die aanspoelden: zichtbaar vooral de talloze Amerikaanse zwaardscheden, in de volksmond vaak ‘mesjes’ genoemd (Ensis leei). En veel kapotte witte schelpen en restanten ‘zeeklit’, van dat zachte witte spul.
Dat geheel resulteerde in: een boel schuim, een stevige vrij woeste aanlandige eblijn, met het even snel daarover heen waaiende zand dat elke nieuwe eblijn in enkele minuten slecht zichtbaar maakte. Vooral in die dynamische rand zaten we te koekeloeren.
Maar ook iets hoger, bij een vloedlijn, en daar vonden we al snel een paar aardige stukjes barnsteen. Leuk, en nog aardiger, enige tijd daarna, ook in de rand van het hard wordend zand en de zandstorm eroverheen, waren nog wat schelpenrandjes zichtbaar. Daarin vond mijn partner een prachtige Pelikaansvoet (Aporrhais pespelicani).
Een Pelikaansvoet op het Noordzeestrand van de Wadden is op zich al zeldzaam, maar met zo’n mooie volgroeide vlag is dit heel zeldzaam. Dat moet dus even geshowd worden.
Nog iets later, dit alles binnen een tijdsbestek van zo’n anderhalf uur, deden we nog een heel bijzondere vondst. In de aanstormende eblijn, tussen ‘mesjes’, kapotte brokken zeeklit en wit gruis vonden we een klein exemplaar, onvolgroeid, van de Slanke noordhoren (Colus gracilis).
Onvolgroeid zo te zien, want slechts 4 cm lang en zo’n schelp kan twee keer zo lang worden, maar wel oud en geblutst. Deze schelp is echt zeldzaam, al kan zo’n kleine witte schelp ook makkelijk over het hoofd worden gezien.
Toen ik deze kleine Noordhoren opraapte vond ik deze nogal bol, en dacht aan een andere variant, de Gezwollen slanke noordhoren (Colus jeffreysianus). Om er zeker van te zijn is de nieuwgevonden schelp naast een eerder gevonden gaaf exemplaar gelegd en zijn alle lijntjes, ribben en andere kenmerken vergeleken. Vooral heb ik hierbij steun gehad van de adviezen van drie zeer ervaren schelpenliefhebbers, malacologen (weekdierdeskundigen). Met behulp van gemailde foto’s.
Na enig wikken en wegen is de conclusie: het is waarschijnlijk een ‘gewone’ Slanke noordhoren, en omdat door de beschadiging het niet helemaal zeker is dat het geen C. jeffreysianus is noemen we hem Colus gracilis of Colus cf. gracilis. De vorm en conditie van deze schelp laat niet toe er iets anders (‘mooiers’) van te maken. De toevoeging ‘cf.’ laat zien dat het om de vastgestelde vorm gaat van de genoemde schelp, maar wordt de mogelijkheid dat het een andere variant betreft ook genoemd.
Een heel bijzondere vondst blijft het. Eerder vond ik enkele keren een volgroeide Slanke noordhoren op Schiermonnikoog, maar zo’n kleine, beschadigde, met toch een heel mooie vorm, blijft bijzonder.
Zo gaf Ameland, of liever de Noordzee, weer enkele van haar rijkdommen prijs. Van Barnsteen en de Pelikaansvoet tot en met de Slanke noordhoren. Zie de foto’s.
De rest bespaar ik de lezer. Ga er maar vanuit dat er altijd meer kan liggen dan het eerst lijkt. Vergt het veel geduld? Het is vooral een mooie en leerzame ontspanning en met de steun erbij van enkele malacologen op afstand leidt dit ook nog tot een mooie communicatie.