In het boeddhisme duidt het begrip soetra doorgaans op een toespraak van of verhaal over Gautama Boeddha en zijn discipelen. Vooral in het mahayana boeddhisme komen echter ook soetra’s voor waarvan vele aanhangers aannemen dat zij van de Boeddha afkomstig zijn, ook al wijst historisch en tekstueel onderzoek uit dat dat zeer onwaarschijnlijk of praktisch onmogelijk is. Een beschouwing na zevenenveertig jaar kauwen en mediteren door Menno Prins.
De volgende ‘soetra” is in ieder geval niet van de Boeddha afkomstig, maar van een leek in Nederland anno 2019. Boven de tekst van ongeveer zeshonderdvijftig woorden staat ‘Soetra over Vol-Ledigheid’ om de simpele reden dat ik dit als eerbetoon aan de leer van Boeddha beschouw. Ik heb de tekst geschreven als een korte, bondige samenvatting van waar ik na zevenenveertig jaar kauwen en mediteren op ben uitgekomen. Zevenenveertig jaar klinkt als heel veel, maar ik moet dat onmiddellijk relativeren.
Dit aantal jaren omvat ook perioden waarin ik gedesillusioneerd nauwelijks tot mediteren te bewegen was, omdat ik het idee had dat ik er helemaal niets mee opschoot. In perioden waarin ik niet of nauwelijks mediteerde, kauwde ik echter wel vrijwel dagelijks op de vragen als: ‘Wat is werkelijkheid nu precies? Wat is illusie? Wie en wat ben ik in dit geheel? En hoe verhoudt alles om mij heen zich tot elkaar?’
Steeds weer bleek dat terugkeren naar meditatie de (voor mij) enige manier was om weer verder te komen op de weg naar bevrijdend inzicht. Om de tekst toegankelijk te houden en maken, heb ik om te beginnen mijn best gedaan om uitsluitend Nederlandse woorden te gebruiken (alleen voor het begrip Kalapa’s kon ik geen passend Nederlands begrip vinden) en vervolgens heb ik de gehele tekst voorzien van een lange lijst eindnoten: zesenveertig in totaal. Wie moeite heeft met het begrip ‘soetra’ neme de vrijheid er zelf een andere titel boven te plakken.
Soetra over Vol-Ledigheid
Door meditatie [1] op het lichaam en op gewaarwordingen [2]; door eerst alleen maar zitten en alert zijn, zonder iets [3] op te roepen of te onderdrukken; het denken niet denkend en niet-denken achterwege latend [4]; en vervolgens gelijkmoedig [5] te analyseren en te toetsen [6] wat is ervaren, ben ik tot nu toe [7] tot het volgende gekomen:
Vol-Ledigheid [8] is: Zijn-zowel-als-NietZijn [9], en noch-Zijn-noch-NietZijn [10] in eén [11].
Waar Vol-Ledigheid is, zijn – schijnbaar afgezonderd [12] – elementaire formaties [13].
De elementaire formaties heten: Zijn [14] en NietZijn [15],
Waar Zijn en NietZijn zijn, is energie, want energie is de potentie van Zijn en Niet-Zijn om in elkaar te veranderen [16].
Waar Zijn en NietZijn in elkaar veranderen, ontstaat tijd [17], want tijd is niets anders dan verandering op verandering.
Waar veranderingen zijn, ontstaan en vergaan Kalapa’s [18] , formaties van energie, in toe en afnemende complexiteit [19].
Waar Kalapa’s zijn, ontstaat ruimte want ruimte is niets anders dan Kalapa’s naast Kalapa’s.
Door de energie waaruit Kalapa’s bestaan, ontstaat en vergaat werkelijkheid [20] in tijd.
Door de wijze waarop Kalapa’s zelf en onderling zijn geformatteerd, ontstaat en vergaat werkelijkheid in ruimte.
Waar werkelijkheid is, ontstaat bewustzijn [21], ofwel reflectie-resonantie [22] van tijd op tijd en ruimte op ruimte. Waar bewustzijn is, ontstaan bewuste wezens [23], formaties Kalapa’s in reflectie-resonantie met zichzelf en andere formaties. Waar bewuste wezens zijn, ontstaat illusie [24], door interferentie van reflectie-resonantie met reflectie-resonantie. Waar illusie is, ontstaat de maalstroom van ontstaan en vergaan [25] zonder begin of einde, zonder doel of plan [26].Waar de maalstroom is, ontstaan en vergaan sferen, universa en werelden [27]. Sferen, uiversa en werelden zijn omgevingen die bewuste wezens voor zichzelf creëren om in te verblijven. Waar bewuste wezens verblijven, drukken zij zichzelf uit in lichamen [28] van verschillende dichtheid [29]. Waar lichamen zijn, zijn geboorte [30] en dood [31]. Waar seboorte en dood zijn, ontstaat reflectie-resonantie op geboorte en dood [32]. Waar reflectie-resonantie is op geboorte en dood, ontstaan verlangen en vrees [33]. Waar verlangen en vrees zijn, ontstaanl lijden [34] en strijd [35] . Waar lijden en strijd zijn, ontstaan overwinnen [36] en verliezen. Waar overwinnen en verliezen zijn, ontstaan stijgen en dalen [37]. Waar stijgen en salen zijn, houden bewuste wezens zichzelf gevangen [38] in de maalstroom van ontstaan en vergaan.
Zo ook de mens [39].
Door te mediteren op zijn lichaam, realiseert [40] de mens zich:
dat zijn lichaam niets anders is dan een formatie organen; en organen niets anders zijn is dan formaties weefsels;
dat weefsels niets anders zijn dan formaties cellen; en cellen niets anders zijn dan formaties organellen;
dat organellen bestaan uit formaties moleculen, die bestaan uit formaties atomen;
dat atomen niets anders zijn dan formaties protonen, neutronen en elektronen;
dat protonen, neutronen en elektronen bestaan uit quarks, die weer bestaan uit nog subtieler formaties;
dat alle subtiele formaties uiteindelijk niets anders zijn dan Kalapa’s die bestaan uit elementaire Formaties [41];
dat elementaire formaties niets anders zijn dan bron, drager en doel van de werkelijkheid [42].
Zich dat realiserend, realiseert de mens zich dat dit geldt voor alles [43].
Zich dat realiserend, realiseert de mens zich dat geboorte en dood, verlangen en vrees, lijden en strijd, overwinnen en verliezen en stijgen en dalen, niets anders zijn dan illusie, ontstaan door reflectie-resonantie op zichzelf en de werkelijkheid om hem heen.
Door te mediteren op gewaarwordingen [44], realiseert de mens zich:
dat gewaarwordingen niets anders zijn dan illusie;
dat illusie niets anders is dan interferentie veroorzaakt door reflectie-resonantie op zichzelf en alles om zich heen.
dat reflectie-resonantie niets anders is dan de gloed en weerklank van tijd op tijd en ruimte op ruimte.
dat tijd en ruimte niets anders zijn zijn dan Zijn en NietZijn die in elkaar veranderen.
dat Zijn en NietZijn voortkomen uit, gedragen worden door, en terugkeren in Vol-Ledigheid.
Zich dat realiserend, realiseert de mens zich dat hijzelf en alles om hem heen Vol-Ledig is [45].
Zich dat realiserend, heeft de mens de andere oever [46] bereikt.
Menno Prins – 2013 – Woudbloem.
Eindnoten:
- Er bestaan veel verschillende meditatietechnieken, waarop verder niet wordt ingegaan.
- Een van de meditatietechnieken is vipassana, ook wel inzichtmeditatie genoemd. Hierbij richt de mediterende de aandacht op de ademhaling en op lichamelijke gewaarwordingen.
- Iets oproepen: gedachten, emoties, gevoelens, fantasieën, beelden, verlangens, weerstanden… etc.
- Zoals bij Shikantaza tijdens zenmeditatie.
- Er voor wakend voorkeuren en vooroordelen toe te laten.
- Met meditatie (“Alleen maar zitten, etc.”) is het niet gedaan. Het is noodzakelijk dat wat meditatie brengt eerst uiteen te rafelen op zuiverheid (om er zeker van te zijn dat er bijvoorbeeld geen wishfull thinking in door is gesijpeld) en daarna in de dagelijkse levenspraktijk te toetsen op “hardheid”, zoals je de hardheid van een diamant toetst op andere materialen (de diamant krast de materialen, de materialen krassen de diamant niet).
- Tot nu toe: er is geen garantie dat de bevindingen juist zijn of stand houden. De mogelijkheid van verdere verdieping en verandering van inzichten, blijft altijd bestaan. Geen enkele wijze van verwoorden is bovendien Vol-Ledig. Dat maakt dat iedere tekst onzuiverheden bevat, onvolledig is en daardoor altijd ook aan kritiek onderhevig en voor verbetering vatbaar.
- Vol-Ledigheid is een begrip dat een paradox uitdrukt: het is zowel VOL als LEDIG, tegelijkertijd. Persoonlijk vind ik dit een goede vertaling van het begrip Sunyata, dat vaak alleen met Ledigheid wordt vertaald of wordt omschreven als “het niet op zichzelf kunnen bestaan van verschijnselen in de werkelijkheid”.
- Zowel-Zijn-als-NietZijn drukt het eerste deel van het begrip Vol-Ledigheid uit. Het is absoluut en-en. Stel je het ondenkbare voor: Zijn is dan een witte knikker en NietZijn is een zwarte knikker. Dan telt zijn-Zowel-Als-NietZijn exact evenveel witte als zwarte knikkers, in oneindige aantallen.
- Noch-Zijn-Noch NietZijn drukt het tweede deel van het begrip Vol-Ledigheid uit. Er is hier nergens sprake van zijn maar ook nergens sprake van NietZijn. Er is zelfs geen sprake van Niets!
- In één…Hiermee wordt uitdrukking gegeven van het afwezig zijn van iedere dualiteit of polarisatie. Er is geen boven en beneden, geen links en rechts, geen binnen en buiten, geen bestaan en geen niet-bestaan. Het enige dat er is, is Vol-Ledigheid zelf, onverdeeld in zichzelf.
- Schijnbaar afgezonderd, want het is onmogelijk iets van de Vol-Ledigheid af te zonderen omdat er nu eenmaal geen Vol-Ledigheid kan bestaan met nog iets daarnaast of daarbuiten.
- Er zijn slechts twee elementaire formaties: Zijn en NietZijn. Behalve als witte en zwarte knikkers, kun je je zijn en NietZijn wellicht beter voorstellen als +1 en -1, als elkaars volmaakte tegenpolen die elkaar volledig opheffen.
- Zijn is zijn, en meer ook niet. De functie van zijn is: “er zijn”. Meer hoeft ook niet. De kleinste hoeveelheid zijn is Vol-Ledig Zijn. Iets anders is niet mogelijk.
- NietZijn is NietZijn, en dat is iets anders dan niets. De functie van NietZijn is: “er niet zijn”. De kleinste hoeveelheid NietZijn is Vol-Ledig NietZijn. Iets anders is niet mogelijk.
- Door de mogelijk van Zijn en NietZijn om in elkaar te veranderen, is energie overal. Dat zijn en NietZijn in elkaar kunnen veranderen, gevoegd bij het gegeven dat er altijd exact evenveel zijn als NietZijn is in Vol-Ledigheid, houdt in dat wanneer Zijn in NietZijn verandert, NietZijn synchroon in Zijn verandert. De verhouding tussen van Zijn en NietZijn blijft daardoor ongewijzigd.
- Tijd heeft geen zelfstandig bestaan. Het is een gevolg van veranderingen. Waar niets verandert, bestaat ook geen tijd.
- Ruimte is niets anders dan Kalapa’s naast Kalapa’s wil zeggen: voor wie dat zo wil zien. Binnen Vol-Ledigheid zijn géén grenzen, want alles is één. Maar Kalapa’s naast Kalapa’s suggereert dat “ergens” een grens is waar de ene Kalapa begint en de andere Kalapa eindigt. Dat houdt in dat er ruimte gecreëerd wordt, alleen maar door ergens tussen een begin en einde een grens te trekken. Zo geredeneerd heeft ruimte net zo min als tijd een zelfstandig bestaan. Het is een gevolg van het trekken van grenzen. Waar niemand grenzen trekt, is geen ruimte. Alles bevindt zich dan tezelfder tijd op dezelfde plaats, namelijk in Vol-Ledigheid.
- Kalapa’s zijn in de boeddhistische leer de kleinste bouwstenen van de werkelijkheid. De soetra van Vol-Ledigheid nuanceert dit, door te stellen dat Kalapa’s uit energie bestaan (elementaire formaties die in elkaar kunnen veranderen) en dat er Kalapa’s zijn in toe- en afnemende complexiteit. Door deze nuancering is het mogelijk aansluiting te vinden bij de moderne qantumfysica. Alles wat de wetenschap nu vindt aan nog subtiele formaties dan quarks, vallen in deze soetra van Vol-Ledigheid allemaal onder de noemer Kalapa’s.
- Tijd en ruimte zijn in zekere zin de scheppers van wat wij als “de werkelijkheid” ervaren. In onze dagelijkse realiteit spelen tijd en ruimte immers een hoofdrol. Zij maken het ons mogelijk ‘iets’ te meten “iets” te meten, te berekenen, aan te tonen of te bewijzen. Al bestaat iets maar een nano-seconde of is het maar een fractie van een nanometer groot, zodra het gemeten is, bestaat het! Duur én afmeting tellen. Slechts weinigen staan er bij stil dat tijd én ruimte zelf intrinsiek lege begrippen zijn die hun inhoud en betekenis ontlenen aan veranderingen (verandering op verandering) en aan Kalapa’s (Kalapa’s naast Kalapa’s). Zonder verandering géén tijd, en zonder Kalapa’s géén ruimte, en daardoor ook geen werkelijkheid zoals wij die kennen. Veel wetenschappers zijn er echter niet allen voor zichzelf van overtuigd dat zaken die niet te bewijzen zijn, simpelweg niet kunnen bestaan, zij proberen ook anderen daarvan te overtuigen. Zij gaan daarbij voorbij aan het feit dat het onmogelijk is Vol-Ledigheid te bewijzen, net zo min als het bestaan van talloze subtiele formaties als Kalapa’s, en bewustzijn, omdat de Vol-Ledigheid per definitie alleen maar zeer onbeholpen laat omschrijven.
- Het bestaan van bewustzijn is afhankelijk is van de werkelijkheid, ofwel van tijd en ruimte. Hoewel alle bewustzijn in beginsel hetzelfde is, bestaan er meerdere niveaus van bewustzijn, die zich van elkaar onderscheiden door “omvang”, “intensiteit” en “duur”. Het eerste (of primitiefste) stadium van bewustzijn is op niveau van reflectie-resonantie van tijd op tijd en ruimte op ruimte binnen Kalapa’s zelf. In dit stadium heeft het bewustzijn de omvang van een Kalapa (zeg maar: nihil – hoewel dat ook een betrekkelijk begrip is), een navenante intensiteit, een duur die gelijk is aan de duur van de verandering die plaatsvindt. Met andere woorden: op het eerste niveau van bewustzijn ontstaat én dooft bewustzijn vrijwel instant, met een inhoud die gelijk is aan iedere Kalapa. Op het allerlaatste (of hoogst ontwikkelde) stadium van bewustzijn heeft het bewustzijn de omvang van Vol-Ledigheid, met een inhoud en intensiteit die gelijk is aan Vol-Ledigheid en een duur die evenals Vol-Ledigheid geen begin of einde heeft. Hoeveel stadia zich tussen het eerste en laatste stadium / niveau van bewustzijn bevinden er zijn, is irrelevant, want zoals gezegd: alle bewustzijn is kwalitatief exact gelijk.
- Er staat reflectie-resonantie om onderscheid te maken met reflectie (als zelfstandig begrip) en resonantie (als zelfstandig begrip). Reflectie-resonantie geeft aan dat gloed én weerklank in elkaars verlengde liggen, in elkaar overgaan en tegelijkertijd optreden.
- Er zijn al bewuste wezens vóórdat er illusie is. Zolang er geen bewuste wezens zijn, is illusie onbestaanbaar. En net zoals er verschillende stadia en niveau’s van bewustzijn te onderscheiden zijn, zijn er verschillende stadia en niveaus van bewuste wezens te onderscheiden. Hoeveel stadia en niveaus er precies zijn is irrelevant, want uiteindelijk zijn alle wezens exact aan elkaar gelijk op tenminste twee punten: zij hebben allemaal dezelfde bron en zijn zij allemaal op weg naar hetzelfde doel.
- Illusie is de “grote maker”van wat wij in ons dagelijks leven ervaren als de aardse werkelijkheid, of voor wie het groter wil zien: de kosmische realiteit.
- De maalstroom van ontstaan en vergaan is een metafoor voor het verschijnsel dat alles onbestendig is en voortdurend onderhevig aan krachten vanuit de omgeving. Deze maalstroom is zelf geheel illusoir als een direct gevolg van interferentie op interferentie op interferentie van weerspiegeling en weerklank tot in het oneindige, alsof ontelbare spiegels in een oneindig spiegelpaleis almaar caleidoscopische veranderingen vermenigvuldigen en een ontelbaar aantal snaren met elkaars aangeslagen zijn meetrillen, de weerklank versterkend dan wel neutraliserend.Dit alles speelt zich – bij wijze van spreken – af in Vol-Ledigheid: dat houdt in – in (een staat van) Zijn-zowel-als-NietZijn en in noch-Zijn-noch-NietZijn tegelijk, buiten tijd en ruimte (want die doen er in Vol-Ledigheid in het geheel niet toe, omdat zij zelf intrinsiek geen bestaan hebben).
- Zonder doel of plan houdt in: er is géén intrinsiek alomvattend doel en geen intrinsiek alomvattend plan net zo min als er een alomvattende reden die de Maalstroom van de werkelijkheid laat zijn zoals die nu eenmaal is. Hiermee is echter geenszins gezegd dat individuele of collectieven van bewuste wezen binnen het geheel geen doelen, plannen of redenen kunnen hebben.
- Niemand weet hoeveel sferen, universa en werelden er zijn. Hoeveel het er zijn is bovendien volstrekt irrelevant. De indeling sferen, universa en werelden geeft alleen aan dat er een indeling is te verzinnen van omgevingen waarin bewuste wezens verblijven. Zo bevindt de stoffelijke aarde (een van de werelden) zich in een stoffelijk universum. Dat stoffelijke universum bevindt zich vervolgens weer in een sfeer … maar of die ook stoffelijk is? Het antwoord is irrelevant. Wat worden stoffelijke mensen er wijzer van wanneer het antwoord “ja”is of “nee”? Beide antwoorden zijn en blijven immers een illusie. Zolang echter aan illusie wordt vastgehouden, zijn er sferen, universa en werelden, zoveel als men zich maar kan voorstellen, en in een verscheidenheid die aan alle fantasieën tegemoet komt. Intuïtief hebben mensen in allerlei culturen door de eeuwen heen aan bepaalde omgevingen namen gegeven: zoals hemel, walhalla, De Olympus, hel, hades enzoorts. Al deze omgevingen onttrekken zich echter aan ons menselijk waarnemingsvermogen en hun bestaan is op geen enkele manier wetenschappelijk aan te tonen.
- Alle bewuste wezens die in sferen, universa en werelden verblijven, vormen zich een lichaam om zich daarin uit te drukken. Wij kennen alleen de lichamen van bewuste wezens die zich in onze eigen omgeving bevinden, en dan ook nog slechts ten dele. Hoe de lichamen er uitzien van bewuste wezens in andere omgevingen, daarover kunnen we alleen fantaseren. De stelling dat het bewustzijn zich uitdrukt in een lichaam zegt precies het tegenovergestelde van waar menig wetenschapper heden ten dage van uit gaat, namelijk dat het onze hersenen zijn die ons bewustzijn voortbrengen.
- Lichamen van verschillende dichtheid wil zeggen: een lichaam hoeft niet per se stoffelijk te zijn. Alle lichamen bestaan uit formaties Kalapa’s, maar alleen stoffelijke lichamen zoals dat van een mens, een walvis of een microbe bestaan uit atomen en moleculen die zo dicht op elkaar zijn gepakt dat ze “vaste vorm” hebben. Er kunnen heel goed lichamen bestaan die zo ijl zijn dat wij er met ons stoffelijk lijf dwars doorheen kunnen lopen, of andersom, dat het bewuste wezen met een ijl lichaam dwars door ons heen kan lopen, voorzover er trouwens in dit verband over “lopen”gesproken kan worden. Het is allemaal niet uit te sluiten, maar het lijkt mij in een stoffelijk universum ook moeilijk zo niet onmogelijk om te bewijzen dat het zo is.
- Ieder bewust wezen bestaat al vóór de geboorte! Om geboren te worden, vormt het zich alleen een lichaam. Dit “vormen van een lichaam” kun je min of meer vergelijken met het bouwen van een huis. Dat gebeurt nooit door zomaar een stapel stenen op een hoop te gooien. Daar zit een bouwplan achter. Er zijn verschillende wijzen van geboren worden: het ene bewuste wezen wordt gebaard, het andere komt uit een ei en een derde splitst zich af van de ouder. De dood is niets anders dan het opgeven van het lichaam omdat het niet langer bruikbaar of gewenst is. Bij de dood houdt een bewuste wezen niet op te bestaan, Het is nog steeds wat het in beginsel was: een formatie Kalapa’s in reflectie-resonantie met zichzelf en zijn omgeving, echter nu zonder het afgelegde lichaam waarin het zich uitdrukte. Tijdens de periode waarin het in een lichaam verbleef, heeft het wel – onvermijdelijk – veranderingen ondergaan.
- Ieder bewust wezen kan het stadium bereiken waarop het begint te resoneren met geboorte en dood, dat houdt in: gaat ervaren dat er overal om hem heen geboorte en dood is. Vervolgens spiegelt het deze ervaringen op zichzelf en dringen geboorte en dood in het eigen bewustzijn door.
- Door de illusie van zelf afgescheiden te zijn van alles om hem heen, ontstaat door deze weerspiegeling van “dood” op zichzelf het verlangen hieraan te ontkomen, en de vrees dat dit niet zal lukken. Verlangen is niets anders dan de behoefte aan zelfbevestiging. Vrees is niets anders dan heftig verlangen naar zelfbehoud.
- Lijden is niet het gevolg van geboorte en dood, maar van verlangen en vrees. Dat houd in dat geboren worden niet automatisch tot lijden hoeft te leiden, evenmin als het vooruitzicht op de dood. Alleen door het verlangen naar zelfbevestiging en behoud van leven ontstaat lijden. Zolang een bewust wezen handelt ter bevestiging van zichzelf (“dat doe ik toch maar”) veroorzaakt het lijden voor zichzelf, omdat geen enkele vrucht van dergelijk handelen permanent is en dus uiteindelijk vergaat.
- Om aan lijden te ontkomen neigen bewuste wezens tot verzet tegen alles wat het veroorzaakt, hetgeen soms leidt tot verzet tegen zichzelf. Door dit verzet ontstaat een zichzelf onderhoudend en soms zelfs versterkend proces: lijden leidt tot verzet dat weer tot lijden leidt enzovoorts, en hoe meer verzet hoe meer lijden.
- Strijd kent eigenlijk alleen maar verliezers, want de enige overwinning die een einde maakt aan lijden, is: niet aangaan van strijd, door opgeven van verlangen en vrees, door niet langer te reflecteren op geboorte en dood maar juist op het niet afgescheiden zijn van alles – waaronder alle bewuste wezens.
- Met stijgen en dalen wordt hier bedoeld: na de dood weer herboren worden op een hoger of lager niveau van bewustzijn, in deze of een andere wereld, in dit of een ander eniversum, in deze of een andere sfeer.
- Niets en niemand brengt bewuste wezensin de maalstroom of zorgt ervoor dat ze daarin blijven. Dat doen ze zelf door zich met illusie te vereenzelvigen en zich niet te realiseren wat de bron van alle illusie is, wat de maalstroom inhoudt en wat het doel is van alles: Vol-Ledigheid.
- De mens is een bijzonder bewust wezen, omdat het in staat is de illusie te doorzien en zich te bevrijden uit de maalstroom door reflectie-resonantie op Zijn en NietZijn en op de bron, de weg en het doel van alles, namelijk Zijn-zowel-als-NietZijn en noch-Zijn-noch-NietZijn, ofwel Vol-Ledigheid.
- Zich realiseren is iets anders dan reflectie-resonantie. Het is de ervaring van het wegvallen van grenzen, waardoor het bewustzijn plotseling een breder kader krijgt, zowel in ruimte als in tijd.
- Door meditatie op het lichaam ervaart de mediterende het één voor één oplossen van zowel anatomische als fysische grenzen. Dat gebeurt niet rationeel, maar ervaringsgewijs. Anatomische en fysische grenzen worden door iemand die mediteert niet fysiek, maar energetisch ervaren. De opsomming: organen, weefsels, cellen enzovoorts, tot en met Kalapa’s markeert ook niet zuiver te trekken energetische overgangen. De mediterende ervaart steeds subtieler energieën op een glijdende schaal, tot tenslotte de ervaring doorbreekt dat alle grenzen wegvallen en het lichaam geheel “oplost” en samenvalt met alles wat er is. De mediterende heeft “zijn lichaam laten vallen”.
- De ervaring dat alle grenzen wegvallen, is een geweldige ervaring, maar het is nog niet het einde van het verhaal. Tijdens meditatie “Het lichaam laten vallen” is een geweldige stap, maar niet meer dan dat.Wanneer de mediterende de meditatie beëindigt, is er nog een weg te gaan, namelijk het inbrengen en vasthouden van deze ervaring in het dagelijks leven. Daarvoor is het nodig door te gaan met “mediteren”… om niet onmiddellijk na beëindiging van de meditatie het lichaam weer op te pakken en weer tot “eigen” bezit te maken. Er is nog steeds een weg te gaan. Die weg voert enerzijds naar de bron en tegelijkertijd naar het doel van alles dat in de werkelijkheid is. Zolang de mediterende dat wél voor zichzelf verstandelijk heeft beredeneert en/of intuïtief aanvoelend beseft is er nog werk te doen. Dit werk bestaat uit: leven in een voortdurende staat van alert zijn, zonder iets op te roepen of te onderdrukken; het denken niet denken en niet-denken achterwege laten. Dit vergt volkomen openheid, alert zijn zonder zelf gedachten of gewaarwordingen op te roepen of te onderdrukken; het denken niet denkend en niet-denken achterwege latend.
- Alles in tijd en ruimte: dat is niet alleen alles wat wij in onszelf en om ons heen waarnemen, maar ook alles wat wij ons kunnen voorstellen en zelfs alles waarvoor ons voorstellingsvermogen te kort schiet.
- Onder gewaarwordingen worden nu niet alleen gewaarwordingen in het lichaam bedoelt, maar ook de gewaarwording van gedachten en gevoelens en het gewaarworden van zintuigelijke prikkels. Mediteren op gewaarwordingen is daardoor slechts een andere ingang, maar in feite komt het op hetzelfde neer als mediteren op het lichaam.
- Uiteindelijk dringt het besef door dat niets is wat het lijkt, dat alles niets intrinsiek op zichzelf staat, maar afhankelijk is van alles, omdat het integraal deel uitmaakt van één en hetzelfde. Dat levert het inzicht op dat wat ik een ander aandoe, doe ik mezelf aan, en wat een ander “mij” aandoet, doet hij zichzelf aan. Omgekeerd: Een ander helpen is mijzelf helpen enzovoorts. En tot het uiterste doorgevoerd: mijzelf bevrijden uit de maalstroom, is alle bewuste wezens bevrijden uit de maalstroom! Het is onmogelijk om het anders te doen.
- Deze uitdrukking houdt in dat iemand de oceaan van illusies is overgestoken. Het wil niet zeggen dat die persoon ophoudt te bestaan, De andere oever bereiken vrijwaard iemand niet van illussie. Hij moet verder, want zolang hij als bewust wezen in een wereld, een universum of een sfeer verblijft (of eigenlijk altijd in deze drie tegelijk), en zich in een lichaam tot uitdrukking brengt, verblijft hij in een werkelijkheid die vorm krijgt door illussie. Dat maakt hem ook sterfelijk. En het maakt dat hij nog steeds herboren kan worden. Zolang hij zich realiseert dat niet illussie maar Vol-Ledigheid de enige onveranderlijke realiteit is, is opnieuw geboren worden een keuze (want hij kan terug). Hierin schuilt wel enig risico: namelijk dat van terugvallen in illussie. Bereiken van de andere oever betekent dus evenmin dat hij voor altijd aan de andere oever blijft. Ook “overgestoken zijn” is een illusie! De enige mogelijkheid om daarvan vrij te komen, is: opgeven van alles dat iets anders is dan Vol-Ledigheid zelf. Maar zelfs dan … Zelfs aan de illusie Vol-Ledigheid te hebben bereikt dient voorbij te worden gegaan….
Gaté, gaté, paragaté, parasamgaté, bodhi svaha.
(Voorbij gegaan, voorbij gegaan, verder nog voorbij gegaan, Vol-Ledig aan alles voorbij gegaan, ontwaakt bewustzijn, zo zij het.)
Gassho / Namasté / Van Hart tot Hart gegroet,