Op vakantie in Thailand of Indonesië een Boeddhabeeldje kopen voor jezelf? Pas maar op, want dat brengt ongeluk, weten veel mensen zeker: je moet een boeddhabeeld krijgen. Anderen beweren even stellig dat het geen kwaad kan. Tenminste, als je bedoelingen maar goed zijn. Want gewone koopwaar zal de Boeddha niet worden. Zelfs niet als je hem koopt bij een tuincentrum.
Boeddhabeelden worden steeds populairder, niet alleen in Nederland: ook in Duitsland verdringen de boeddha’s de tuinkabouters. Je hoeft er niet meer voor naar Thailand of naar een new age-winkel: tuincentra en ketens als Xenos hebben ze ook in alle maten. Hoewel die trend al een paar jaar bestaat, is een boeddhabeeld nog steeds geen gewone aankoop, zoals een elektrische heggenschaar of een barbecue. Want heggenscharen en barbecues kunnen ongelukken veroorzaken, maar boeddhabeelden kunnen ongeluk brengen. En geluk, maar dan moet je wel het juiste beeld hebben.
Kopen, krijgen, stelen
Hoe kom je aan een goed Boeddhabeeld? Adviezen te over op het web. Volgens Teun brengen alleen boeddha’s die gemaakt zijn door monniken geluk, maar mogen buitenlanders die beelden niet uitvoeren: ‘De gedachte daarachter is dat het geluk niet het land mag verlaten. Alleen mag een inwoner van dat land het meenemen naar het buitenland.’ Als toeristen toch een beeld meenemen, denkt Teun, verliest het zijn kracht. Het beeld moet bovendien van natuurlijk materiaal zijn, voegt iemand anders toe: hout en steen werken wel, plastic niet.
Volgens Michelle is het nog niet zo simpel om de goede beelden te onderscheiden van de slechte: ‘Ook heb je valse boeddha’s. Dit zijn boeddha’s met een slecht karma. Ze zeggen als je je gevoel laat spreken dat jij deze er tussen uit kan halen.’ Bianca is het daar niet mee eens: ‘Wat ik uit Indonesië weet is dat een boeddha nooit ongeluk zal brengen. Hij staat voor liefde, geluk wijsheid, etc. Niet voor ongeluk!’
Verkopers: koop gerust een boeddha voor jezelf
Terwijl gewone Nederlanders van mening verschillen over het taboe op zelf kopen, is er één groep die dat unaniem onzin vindt: de gespecialiseerde verkopers van boeddhabeelden. In hun webshops stellen ze gerust:
Dit is […] een fabel die lang geleden onze westerse wereld in is gebracht. Een Boeddha koop je puur op je gevoel dus als je met goede bedoelingen een Boeddha voor jezelf koopt dan zal deze ook geluk brengen.
Dit ‘officiële’ standpunt dat je best een Boeddhabeeld mag kopen voor jezelf wordt niet alleen uitgedragen door de beeldenverkopers zelf, maar ook verbreid in de lifestylerubrieken van nieuwsmedia.
Boeddhisme-light
Waar komt het idee vandaan dat je een boeddhabeeld niet zou mogen kopen? Hoewel één verkoper zeker weet dat het verhaal uit 1893 stamt, kon ik het in kranten en andere bronnen niet verder terug volgen dan een jaar of vijftien. Het leek me ook een typisch westerse overtuiging, voortkomend uit schuldgevoel: hoe valt het loslaten van het materiële te rijmen met een Boeddha in een winkelkarretje voor de kassa van het tuincentrum?
De Boeddha in het tuincentrum: de Nijmeegse hoogleraar boeddhisme Paul van der Velde vond de combinatie zo typerend dat hij zijn dit jaar verschenen boek over Westers en Oosters boeddhisme ernaar noemde. Voor veel westerlingen is boeddhisme, vooral in zijn Happinez -achtige light-variant, synoniem met geluk, en wel in dit leven; voor Oosterse boeddhisten is het geluk vele levens van ons verwijderd. Ook intuïtie (‘Laat je gevoel spreken als je een boeddhabeeld wilt kopen’) heeft in Azië een andere waarde: emoties zijn veranderlijk en onbetrouwbaar. En niet altijd mooi. Van der Velde: ‘De mens leeft in een continue illusie die zich uit in haat en afkeer, in lust en voorkeur.’
Boeddhabeelden: alleen in bruikleen
Is ook het idee dat het ongeluk kan brengen als je een boeddhabeeld koopt dus Westers? Het is een taalkundige kwestie, mailt Van der Velde me: in het Thai, het Chinees en het Khmer gebruik je andere werkwoorden wanneer je een boeddhabeeld ‘koopt’ en wanneer je boodschappen doet. ‘Thais zeggen dan als ze horen dat toeristen praten over een Boeddha “kopen”: “No we do not buy Buddha!!”‘
In een eerder schreef Van der Velde:
Je hoort te zeggen dat je voor een Boeddha ‘doneert’, je hebt een Boeddha ‘in bruikleen’ om hem te vereren. Een Boeddha beeld wordt ook niet bezorgd met een busje of zo, ‘de Edele Heer begeeft zich naar je woning en reinigt daarmee jouw huis’. In praktijk levert het oprichten van een Boeddhabeeld karmische verdiensten op die zoals eerder gesteld vaak worden overgedragen aan de voorouders of aan de goden. Op deze manier ‘koopt’ men het beeld in praktijk zelden voor zichzelf, maar voor een ander. Betreft die ander een godheid dan doet deze weer van alles voor de donateur die dan in feite het beeld toch weer voor zichzelf heeft gekocht, zij het heel indirect. De Newari families van bronsgieters die ik in april 2010 in Nepal sprak kenden de verhalen rond het niet mogen kopen van Boeddha’s of thanka’s [boeddhistische textielschilderingen, PB] alleen van westerlingen. Ze vonden het doorgaans maar grote onzin en verbonden het verhaal voortdurend met Thailand, waar de bovenvermelde taalkundige kwestie speelt.
Niet Oosters of Westers, maar universeel
‘Zorgen over de vraag of je een boeddhabeeld mag kopen voor jezelf lijken me typisch voor farang’, bevestigt Irene Stengs, ‘buitenlanders die niet zijn opgegroeid in het boeddhisme maar als bekeerling of belangstellende op zoek zijn naar definities en essenties die als zodanig geen rol spelen in Thailand.’ Stengs is verbonden aan het Meertens Instituut, het kenniscentrum over alledaagse cultuur, en onderzoekt rituelen en heiligheid in Thailand en in Nederland.
Om aan te geven dat je heilige objecten nooit kan bezitten, gebruiken Thai voor het verwerven daarvan het woord chao, dat ook voor het huren van een huis wordt gebruikt; boodschappen ‘koop’ je: sua. Een boeddhabeeld ‘kopen’, zegt Stengs, is niet alleen een oneerbiedige manier van uitdrukken, maar gaat ook voorbij aan het universele gegeven dat het heilige zit niet laat bezitten.
Want daarover zijn de Thai en de Nederlanders die aarzelen een boeddhabeeld in hun winkelkarretje te zetten het dus eens: je kunt het heilige niet in eigendom hebben. Dat is niet Oosters of Westers, maar een algemene regel in de omgang met heilige voorwerpen. Stengs vergelijkt het met relikwieën in de Middeleeuwen: die waren eigendom van de koning of de bisschop, die het recht had om ze uit te delen – niet om ze te verkopen (dat verbiedt de Kerk nog steeds, trouwens). De ontvanger was de gever natuurlijk wel een donatie schuldig en ook de boeddhabeelden die je niet kunt ‘kopen’ zijn niet gratis. Zo blijven het spirituele en het materiële in evenwicht.
Door voorwerpen op zo’n manier apart te zetten, zegt Stengs, maak je ze heilig. Daarom kun je een boeddhabeeld niet op dezelfde manier behandelen als een heggenschaar, zelfs niet als ze samen in een winkelwagentje van de Intratuin staan.
Han zegt
Persoonlijk denk ik dat Boeddha ‘in’ je zit en geen uiterlijke vertoning is. In die zin vind ik een beeld, gekocht of gekregen, enkel een herinnering of/en associatief.
Bert Aarts zegt
Ben ik het volledig mee eens. Een beeld wat je doet herinneren aan Boeddha kan je juist op dat minieme ogenblik inspireren. Dat kan voor de ontvanger al genoeg zijn. Ik ga er geen oordeel over vormen want dan zegt dat meer over mij dan degene die zo’n beeld bezit.
Ruud van Bokhoven zegt
Een Boeddhabeeld van welk materiaal dan ook is gewoon een beeld dat je kan krijgen of zelf koopt. Het voordeel van zelf kopen is dat je zelf de keuze maakt welk beeld je mooi vindt. Een Boeddhabeeld is er gewoonlijk niet voor om te aanbidden en zoals de Boeddha zei, hem niet te aanbidden maar zijn les de dharma te volgen en zelf het lijden in te zien, te begrijpen en vervolgens zelf het geluk te vinden.
Het geluk zit in jezelf en niet in een Boeddhabeeld, maar een ieder is natuurlijk geheel vrij hoe hij dit voor zichzelf invult. Namesté.