In de serie Tweespraak praten Rob en Luuk over een al of niet actueel onderwerp. Vandaag is het thema dagdromen, de oorzaak van onaangename gevoelens.
Luuk: Een groot deel van onze tijd zijn we aan het dagdromen. Het lijkt er op dat dit ongevraagde denken de oorzaak is van onaangename gevoelens. Vaak is dit een belangrijke reden om te gaan mediteren of op een andere wijze spiritueel bezig te gaan.
Dit denken is van oorsprong een hulp bij het overleven. We leerden onze denk-strategieën toen we jong waren en geconfronteerd werden met teleurstellingen of bedreigingen. Maar nu we volwassen zijn, merken we dat het denken zich autonoom gedraagt. De geleerde strategieën spelen doorlopend door je hoofd als we in een situatie terecht (kunnen) komen die maar enigszins lijkt op wat we vroeger meegemaakt hebben. Zo lijkt een oude bondgenoot een vijand geworden te zijn, maar dat is niet de juiste conclusie.
Waardoor komt het dat we nu als volwassene dit denken niet gewoon aan en uit kunnen zetten. We zouden dan in veel situaties veel meer ontspannen kunnen zijn. Volgens mij komt dit, omdat we ons er mee laten samen vallen. We geloven, zonder dat we ons dat bewust zijn, alles wat we denken. In deze laatste zin zit een probleem. Als we inzien dat we ons bewust kunnen worden van het denken, dan volgt daaruit dat we niet het denken zijn.
Dat wat we -ik- noemen, is zelf ook een complex resultaat van dit denken. Om die reden wordt dit proces door boeddhisten ‘selfing’ genoemd. Mensen die veel mediteren geven aan dat ze zich daardoor in de loop van de tijd veel minder zijn gaan identificeren met de gevoelens en gedachten. Deze worden beleeft zoals andere ervaringen beleeft worden. Een gevolg van intensieve meditatie kan ook zijn dat wat wij -ik- noemen, zoals gezegd ook een product van het denken, niet meer vanzelfsprekend zo ervaren wordt. De scheiding tussen -ik- en de omgeving kan wegvallen, zodanig dat je zelfloosheid ervaart.
Rob: We gebruiken het woordje -ik- veelvuldig. Om makkelijk te kunnen communiceren met elkaar is het een woordje -ik- noodzakelijk, o.a. om in onze conservatie overeenkomsten en verschillen te constateren. Maar hoe kunnen we het woordje -ik- nu begrijpen? Wie ben ik?
Als we een vraag krijgen wie ben jij, dan zijn we snel geneigd te vertellen wat voor een beroep we hebben en eventueel iets over onze relaties en over het hebben van kinderen. Tevens kunnen we wellicht iets vertellen over hoe we tegen onszelf aankijken.
Mijn standpunt is dat dat allemaal niets zegt over wie we zijn. Het zegt iets over wat we doen en in welke situatie we verkeren. Hoe we tegen onszelf aankijken zegt iets over wat we over onszelf zijn gaan geloven. Dat zelfbeeld noem ik ego. Het is een geloof waar we ons mee geïdentificeerd hebben.
Identiteit is wie we geloven te zijn. Maar wie we geloven te zijn, is per definitie niet wie we zijn. Wat we zijn gaan geloven over onszelf is op z’n best een benadering, maar kan niet samenvallen met wie we zijn.
Wie we zijn, laat zich niet definiëren. We zijn dynamisch in ons wezen en daardoor zijn we niet in statische begrippen te vatten. Elke nieuwe situatie geeft ons de mogelijkheid iets nieuws in onszelf te ontdekken. Je zou ons kunnen vergelijken met een toverbal, steeds weer iets nieuws.
De vraag wie ik ben, vind ik dus ook niet zinnig. Toch kan ik er wel iets over zeggen. Op dit moment ben ik iemand die waarneemt wat mijn zintuigen me laten weten en verder neem ik waar wat ik denk, voel, verlang en wil. Verder is er niets zinnigs te zeggen over wie ik ben. Mijn visie is dus dat ik zowel de waarnemer ben, als wat ik waarneem in dit moment.
Luuk: De filosoof Jan Warndorff (Geen idee, 2017), stelt dat we gewend zijn om de wereld en onszelf voor te stellen als twee verschillende dingen naast elkaar. Dat leren we als kind en herhalen we vervolgens voortdurend. Het wordt zo vertrouwd dat we het ons niet meer anders kunnen voorstellen. We leven na onze kinderjaren in het dualisme -ik-en-de-wereld.
Identiteit is een constructie die ons de noodzakelijke samenhang in onze ervaringen geeft. Het is wel beschouwd een wonder dat we ons dezelfde persoon voelen in tal van uiteenlopende situaties, zelfs nog als het kind dat vele jaren terug in de zandbak speelde. Door het verhaal van onze identiteit verliezen we de ervaring van in-de-wereld zijn en beleven we een scheiding tussen de wereld en ons.
Warndorff stelt dat het leven niet iets is dat bestaat, maar is wat hier gebeurt. Ik vind dat aansluiten bij jouw formulering van wat je onder -ik- verstaat. Bij jou omvat het -ik- zowel de waarnemer als hetgeen je waarneemt. Dat wat we -ik- noemen is daarbij een proces van onderlinge verbondenheid en geen ding.
Ik ben -ik- en mijn omstandigheden formuleert Warndorff, waarbij -ik- en mijn omstandigheden twee kanten van dezelfde medaille zijn. Denken in woorden is aangeleerd gedrag en het is niet goed mogelijk om via taal te beschrijven dat niets alleen op zichzelf bestaat. Daarom gebruikt hij dit figuur.
Wat we -ik- noemen is een aangeleerd verhaal. Door onze veronderstellingen, die we in onze ontwikkeling aangenomen hebben over onszelf en de wereld, zien we de wereld en onszelf altijd door die -ik-en-de-wereld-bril. We leven volgens de aanname dat we een -ik- zijn naast de wereld, met ertussen ergens een grens. En die -ik- beleven we als de spil waar alles om draait. Dat idee is zo overtuigend dat we ons nauwelijks kunnen indenken dat het ook anders zou kunnen zijn.
Onze aangeboren natuur, het natuurlijke kind in ons, beleeft dit dualisme echter niet. Deze natuur leeft niet tegenover de wereld, ervaart geen ding, maar is doorlopende ervaring en verandering, zonder vorm, gewicht of meetbare eigenschap. Het is alles wat ik zie, hoor en denk en mijn reactie daarop. Maar wat ik nu opschrijf is natuurlijk ook het resultaat van een gedachte en daarmee onderdeel van mijn veronderstellingen over deze wereld en dus -ik-en-(naast)-de-wereld. Je eigen natuur leeft niet met ideeën, maar is een stroom ervaringen. En als je deze verbondenheid met de wereld, zonder de beleving van een afgescheiden zelf, meer wilt ervaren, dan is gaan mediteren een goed idee. Daarnaast kan je vooral dankbaar zijn voor je denkende zelf, welke altijd klaar staat om je van dienst te zijn.
Literatuur: Jan Warndorff, Geen idee, Lemniscaat, Rotterdam 2017.
Piet Nusteleijn zegt
Het dankbaar zijn voor het denken is ook weer denken. Bloed kan zichzelf niet wassen met bloed.
Er is alleen maar denken. Je hebt de wereld van het denken en de wereld van het niet-denken.
Die “je” behoort ook tot de wereld van het denken.
Is er een weg die “die je” desgewenst uit die wereld van het denken weg kan voeren? Kan je zelf je ‘zelf’ wég-denken?
Dat is dé vraag.
DAT: is er wat er telkens weer gebeurt. “Het is 1 gebeuren”.
Een: Het waarnemen en het waargenomene.
Weer bedankt voor de 2-spraak. Luuk en Rob, vrienden, jullie zetten door!
Het zette mij weer aan het denken en schrijven. Zomaar een paar zinnen. Met groet.
Kay zegt
De natuur vond het ego uit zodat het individu zich zou kunnen onttrekken aan de onwetendheid of het onderbewustzijn en om een onafhankelijke wakkere geest, levenskracht, ziel, geest te worden,en om zichzelf te kunnen coördineren met de wereld om hem heen. Want het individu is inderdaad een deel van het kosmische geheel, maar hij is ook iets meer, hij is een ziel die afstamt van de Transcendentie. Dit kan hij niet onmiddellijk manifesteren, omdat hij te dicht op de kosmische onwetendheid is, niet in de buurt van het oorspronkelijke bewustzijn. Want het individu is inderdaad een deel van het kosmische wezen, maar hij is ook iets meer, hij is een ziel die afstamt van de Transcendentie. Dit kan hij niet onmiddellijk manifesteren, omdat hij te dicht op de kosmische onwetendheid zit, hij moet zichzelf vinden als het mentale en vitale ego voordat hij zichzelf kan vinden als de ziel of geest.