Op 11 november, tijdens het 50-jarig jubileum van de stichting Vrienden van het boeddhisme was Wanda Sluyter een van de vier sprekers over het thema ‘Is er één Dharma? Of: is er eenheid in de Dharma?’ Zij is filosoof en webdesigner. Op haar zestiende las ze over het leven en werk van de Boeddha en kwam in contact met verschillende boeddhistische stromingen. In 2003 startte ze met een zengroep, die uitgroeide tot Zen Centrum Eindhoven. Hieronder volgt de tekst van de lezing.
Het is me een eer om na Han de Wit een lezing te mogen geven. Zoals de voorzitter (André Kalden red.) al vermeldde in zijn introductie van mij, heb ik al weer bijna dertig jaar geleden het genoegen gehad om een introductieweekend bij Han te kunnen volgen. Ik realiseerde me net pas dat Han destijds jonger was dan ik nu ben. Tijd is een merkwaardig fenomeen en ik kom daar graag op het eind van de lezing met u op terug.
Persoonlijke anekdote
Enkele weken geleden brachten we met een aantal mensen vanuit de zengroep in Eindhoven die ik leid, een weekend door in de Noorder Poort. We draaiden mee in het dagelijkse ritme van de vaste bewoners daar. Ik viel daar gewoon samen met dat wat er was, het zitten in de zendo, het lopen in de landschapstuin, het werken in de moestuin. Niks bijzonders zou je zeggen. Totdat ik me op zondagmiddag realiseerde dat er wel degelijk iets bijzonders aan de hand was. Voor het eerst in lange tijd, misschien wel voor het eerst in mijn leven, was ik niet verzeild geraakt in een terugkerend scenario van vergelijken. Vergelijken tussen de Noorder Poort en Zenriver, vergelijken tussen dit weekend en een ander zenweekend, vergelijken tussen deze persoon en die. Alles was precies zoals het was – en daarmee niet goed of fout, of beter, of wat dan ook.
Wat heeft dit te maken met het onderwerp van vandaag, zul je je afvragen. Onthoud voor nu even het aspect van het ‘loslaten van vergelijkingen, van woorden en concepten’. Daar kom ik straks op terug.
Filosoof
De filosoof in mij smulde van de vragen die het bestuur aan deze dag heeft meegegeven. ‘Is er één Dharma? Of: is er eenheid in de Dharma?’ Verschillen en overeenkomsten. Als filosoof met een onderwerp aan de slag gaan, betekent vaak eerst meer vragen stellen. Vragen als:
- Wanneer we met elkaar afspreken dat we onder ‘Dharma’ de leer van de Boeddha verstaan, wat is dat dan? Valt alles wat de historische Boeddha gezegd en gedaan heeft daaronder? En alles daarna niet?
- Hoe kunnen we zeker weten dat hij precies dat gezegd en gedaan heeft wat we in de Pali-geschriften terug kunnen lezen en dat dit ‘de’ Dharma is? Rob Janssen en Jan de Breet kunnen hierover natuurlijk veel meer zinnigs zeggen dan ik ooit zou kunnen, maar we hebben waarschijnlijk allemaal als basisinformatie dat de lessen van de Boeddha aanvankelijk via een orale traditie doorgegeven werden en dat de eerste geschriften pas jaren (eeuwen) na de dood van de Boeddha ontstonden.
- Omvat de Dharma alles waar de Boeddha naar verwees maar ook datgene wat je eruit af zou kunnen leiden?
- Is er eenheid in de Dharma? Wat wordt daarmee bedoeld? Is er eenheid in de Dharma in de zin van eensgezindheid in alle boeddhistische stromingen? Waarom zou er überhaupt een behoefte zijn aan verschillende stromingen en scholen als er al eenheid vanaf het begin af aan zou zijn?
Na het stellen van dit soort en nog veel meer vragen, ga je voor- en tegenargumenten ontwikkelen en kom je na het nodige heen en weer gedenk tot een standpunt dat je daarna met verve gaat verdedigen.
Alleen, ik denk niet dat ik als filosoof gevraagd ben om een antwoord te geven en ik vraag me zelfs af of het de bedoeling van deze dag is om allerlei pro’s en contra’s te berde te brengen. Het is wel heel verleidelijk om op deze intellectuele manier tot een doorwrocht antwoord te komen. En het zou me niet verbazen als ik dat een aantal jaren geleden nog gedaan zou hebben. Maar vanaf het moment dat ik deel ging nemen aan bijeenkomsten en retraites geleid door leraren in de zentraditie, werd dat geïntellectualiseer steeds lastiger om op terug te vallen als zekere methode om de wereld tegemoet te treden. En één opmerking van een Amerikaanse zenmeester is daar met name verantwoordelijk voor geweest. Hij zou zo’n uitpluizerij van ‘wat wordt er bedoeld met dharma en eenheid in de dharma’ met twee woorden afgekapt hebben (en vergeef me nu die uitdrukking): mental masturbation.
Mental masturbation, het prikkelen van je eigen bijna ontembare neiging om de wereld te vangen in concepten, ideeën, overtuigingen, etc. En daarbij ook nog eens (bewust of onbewust) jezelf eigenlijk heel slim vinden, dat je dit allemaal kunt.
Doorzien
Ik stel me zo voor dat Siddhartha Gautama deze weg ook meermaals bewandeld heeft. Dat hij ook getracht heeft om de werkelijkheid te vangen in beelden en woorden. En dat hij vastgelopen is. Of, beter gezegd, dat hij erachter kwam, dat ook dit slechts tijdelijke voldoening gaf. Geen definitieve bevrijding. Zijn jarenlange zoektocht getuigt daarvan. Want, staat er in de geschriften, hij kreeg onderricht van grote leraren van zijn tijd. Deze zei dit, de ander zei dat. Maar geen enkele visie bleek bestand tegen het doorzien van het illusoire karakter ervan en daarmee gaven ze hem geen innerlijke rust. Ook strenge ascese bracht hem niet het verlossende inzicht.
‘In de nacht waarin de definitieve verlichting doorbrak, doorliep de (latere) Boeddha naar eigen zeggen 4 stadia van meditatie, 4 dhyana’s (en dit kunnen we teruglezen in de Majjhima-Nikaya 36 – zoals altijd prachtig vertaald door Rob en Jan). In het eerste stadium voelde hij zich innerlijk vrij van storende objecten die het voorwerp van verlangen zouden kunnen zijn en van onheilzame mentale toestanden als haat en begeerte, waardoor een gevoel van lichamelijk welbehagen en vreugde zich van hem meester maakte. Een gevoel dat hij herkende van een ervaring uit zijn jeugd.
Denken en overwegen werden geleidelijk minder en er ontstond een toestand van innerlijke rust, waarbij zijn geest op één punt gericht was. Dit was het tweede stadium. In het derde stadium bleef het lichamelijk welbehagen en de concentratie van de geest. En tenslotte viel ook het lichamelijk welbehagen weg en bleef er een ervaring van volmaakte gelijkmoedigheid en zuivere bewustheid over, vrij van vreugde en leed, als vierde stadium.’
Daarmee was zijn reis nog niet ten einde, maar voor de moraal van dit verhaal houd ik het even hierbij want ik wil met jullie graag terugkeren naar de realisatie aan het einde van het weekend in de Noorder Poort waarmee ik deze lezing begon. Het bijzondere van die ervaring, omdat het classificeren in dit en dat, in zus en zo, was weggevallen en er enkel het aanschouwen van de werkelijkheid was, met een daarbij behorend gevoel van welbehagen en gelijkmoedigheid. (Let wel: slechts het tweede stadium van dhyana.)
Dit is de eerste helft van mijn betoog waarbij ik dus graag een oproep aan ons allen doe om te zien of we de ‘eenheid in de dharma’ zouden kunnen benaderen door de valkuilen van de onderscheidingen te doorzien en te beseffen dat dit doorzien (dit ‘juiste inzicht’) zo cruciaal is in die dharma/boeddhistische leer.
Verbinding en overeenkomsten; tijd en plaats
Maar ik wil ook een paar woorden (daar gaan we weer …) wijden aan een van de andere deelvragen die het VvB-bestuur aan deze dag had meegegeven. Namelijk ‘Wat verbindt ons (de verschillende boeddhistische stromingen in Nederland)?’ Ook daar is al ongelooflijk veel over gezegd en geschreven. En welke bron kunnen we daar niet beter voor raadplegen dan die welke door de VvB zelf is opgezet: het blad dat als Saddharma werd geboren, enkele jaren later verder ging als Kwartaalblad Boeddhisme, vervolgens Vorm en Leegte heette en tenslotte (helaas) ten onder ging als BoeddhaMagazine.
In 2005 schreef Han de Wit een zeer lezenswaardig artikel met de toepasselijke titel: De dharma in het Westen en in 1999 schreef ik het stuk ‘Nava-yana’ kan de leemte van industriële samenleving vullen met als prikkelende ondertitel Van westers boeddhisme is nog geen sprake.
We kunnen ons er makkelijk vanaf maken door te zeggen dat wat ons verbindt de dharma zelf is; datgene wat de Boeddha aan wijze lessen heeft meegegeven. De vier edele waarheden, het achtvoudige pad, enzovoort. Maar wat minstens zo belangrijk is voor de verdere ontwikkeling van het boeddhisme in het Westen is de tijd en plaats.
Ik vertel in de introductiecursussen die ik geef altijd dat het typerende van de leer van de Boeddha altijd is geweest hoe het zich heeft gemengd met de lokale tradities, religies en andere elementen van het land waar het terecht kwam. En dat we daardoor zulke verschillende vormen hebben, waarbij Tibetaans boeddhisme zich zo anders heeft ontwikkeld dan het boeddhisme in Korea of in Indonesië.
Maar hier in West-Europa en ook de Verenigde Staten (plaats dus) zitten we helemaal in een unieke situatie. Want niet alleen mengt ‘het’ boeddhisme zich nu met een cultuur die nog veel van de christelijke denkbeelden in zich draagt; het is zelfs zo dat bijna alle vormen van boeddhisme zoals die in Zuidoost Azië in 2000 jaar vorm hebben gekregen nu over zijn gewaaid. Dat is in de geschiedenis van ‘het’ boeddhisme nog nooit gebeurd en leidt tot een ingewikkelde en spannende kruisbestuiving. Het is goed om dat tot ons door te laten dringen.
Het tweede dat uniek is en dat ons bindt, is dat we voor het eerst in de historie van de mensheid in staat zijn om heel gemakkelijk kennis te nemen van de dharma. Moest je in vroeger tijden weken en soms maanden reizen om een leraar te bezoeken, tegenwoordig kun je zelfs online podcasts beluisteren van bekende leraren uit diverse scholen. Je kunt als leerling of belangstellende je vragen makkelijk per e-mail of WhatsApp sturen en de drempel naar menig boeddhistisch centrum is zelden zo laag geweest.
Wat echter van alle tijden is en wat ons in zekere zin ook verbindt met elkaar en met de geschiedenis is dat we niet ontkomen aan groeistuipen. De inbedding van de leer van de Boeddha in het Westen zal tijd gaan kosten – zelfs met de moderne communicatiemiddelen. We hebben de menselijke maat nodig om uit te vinden wat het betekent om bijvoorbeeld in een leraar-leerling relatie te zitten. Wat het betekent als de meerderheid van de belangstellenden niet in een kloostersetting is of dat leven wenst te leiden.
Het besef van deze groeistuipen, de moeite die we ons getroosten, kan ook een verbindende factor zijn. Bovenal denk ik dat dagen als vandaag, waarin we met elkaar van hart tot hart kunnen spreken, enorm helpend en verbindend kunnen zijn voor de verdere bloei van de dharma.
Ik eindig met de 2 belangrijkste punten te herhalen:
- mijn oproep om eenheid te ervaren door de valkuilen van het vangen in concepten op te geven
- tijd en plaats zijn uniek en we ontkomen niet aan groeistuipen.
Deze tekst verscheen eerder in het winternummer van de Vrienden van het boeddhisme http://www.vriendenvanboeddhisme.nl/2017/lezing.html