Mijn werktafel staat voor een raam in de Kloosterbunker. Ik kan zien wat er op straat gebeurt, in het openbare gedeelte van het gebouw hiertegenover. Mensen gaan naar hun werk en sluiten de deur achter zich in het gebouw hiertegenover. Ze komen ook weer thuis en sluiten de deur. Postbodes brengen pakjes, soms arriveert een ambulance en wordt een bewoner opgehaald of thuisgebracht. Kleine kinderen rennen over de galerij naar een deur van een woning, ze lopen blij en uitbundig. De deur gaat open en een ouder iemand- ik stel me voor opa of oma, verwelkomt het kind. Soms zijn het meer kinderen en loopt vader of moeder mee.
Natuurlijk gluur ik niet de hele dag en kijk ik op mijn beeldscherm. Of lees ik papieren en documenten. Maar als ik mijn blik afwend zie ik wat ik hierboven beschrijf.
Ook op straat en op het parkeerterrein gebeurt er vanalles. Mensen met boodschappenkarretjes, vaders en moeders met kleine kinderen. Mensen met honden, een man die met een grijper zwerfafval grijpt en in een zak doet. Fietsers die passeren. Er is altijd beweging.
Vrijwel elke dag loopt er een man over de stoep hiertegenover. Hij loopt wat je noemt met gebreken, maar wel zelfstandig, zonder hulp van thuiszorg of personeel van het detentiecentrum voor zieken en bejaarden. Hij is ook niet bejaard. Eén arm stijf gestrekt langs het lichaam, het lichaam zijwaarts knikkend tijdens het lopen. Soms roep ik tegen mezelf: hoe is het mogelijk (dat ik net naar buiten kijk als de man passeert).
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!

Geef een reactie