Bhima
(Zeist) Mevrouw Musegaas reikt Menno de trommel met Mariakaakjes aan, terwijl zij de vraag herhaalt die hij haar zojuist heeft gesteld: “Wat zijn dat, NSB’ers?
Dat is een goede vraag, jongeman. Dat is een goede vraag.”
“Waren er in Nederlands Indië NSB’ers?”
“NSB’ers, NSB’ers …”mijmert mevrouw Musegaas hardop. “Het gaat er helemaal niet om hoe je de mensen noemt. Dat is niet zo belangrijk. Zul je luisteren, jongeman? Dan zal ik jou vertellen van Bhima en de mieren en dan zul je het begrijpen.”
“Mieren?”
Mevrouw Musegaas knikt plechtig. “In de Bijbel staat: ‘Ga tot de mier, gij luiaard, ziet haar wegen en wordt wijs’ (Spreuken 6:6–8).
Mieren hebben geen aanvoerders of leiders. Toch zorgt iedere mier er samen met alle anderen voor dat alle mieren genoeg te eten hebben, en dat er voor iedereen goed wordt gezorgd. Dat is in elke mierenhoop zo. En het gaat altijd goed, totdat er ergens een mier opduikt die denkt dat het nog beter kan en beter moet. Bhima was zo’n mier. Het was een heel sterke en heel slimme mier bovendien. Hij kon goed praten, en daardoor wist hij steeds meer mieren om zich heen te verzamelen die naar hem luisterden. Hij riep tegen iedere mier die het maar horen wilde: ‘Luister naar mij. Het is heel belangrijk dat in deze mierenhoop niet iedereen zomaar zijn eigen gang kan gaan, zoals nu het geval is. Iedere mier doet maar wat. Er is geen orde. Er is geen toezicht op wat er gebeurt. Dat kan niet, en dat mag niet. Daarom moeten wij er iets aan doen, met één doel voor ogen: dat deze mierenhoop de beste mierenhoop van de hele wereld wordt. Maar dat lukt alleen als iedere mier het groepsbelang boven zijn eigen belang stelt.’ Bhima bedoelde het goed. En de mieren die hem geloofden, vertrouwden op hem. Hij werd hun leider.”
Hier stopt mevrouw Musegaas even. Ze drinkt haar kop thee leeg en glimlacht. “Je zou Bhima een NSB’er kunnen noemen”.
“Maar wat deed hij dan verkeerd?”
“Niets. In het begin deed Bhima helemaal niets verkeerd. Hij wilde zelfs alleen maar goede dingen doen. Maar het liep uiteindelijk verschrikkelijk uit de hand.”
“Hoe dan?”
“Steeds meer mieren sloten zich bij Bhima aan, vooral de mieren die hevig naar rust en veiligheid verlangden. Zij letten goed op wat hun leider allemaal dacht en deed, en ze gingen hem zonder nadenken napraten en nadoen. Er waren mieren die zo enthousiast werden dat ze hun best gingen doen om andere mieren over te halen óók mee te doen. Dat gaf Bhima weer het idee dat hij goed bezig was, waardoor hij nog meer zijn best deed. Maar op een gegeven moment ontstonden er binnen de mierenhoop toch kleine meningsverschillen. Er waren namelijk mieren die vonden dat Bhima een onruststoker was. Zij zeiden: ‘Het is altijd goed gegaan met alleen een koningin, waarom zouden wij dan nu ineens Bhima als leider volgen?’ Maar dan wezen de volgelingen van Bhima op de vooruitgang die ze met zijn allen maakten, want geloof het of niet: een hele tijd gaat het onder Bhima werkelijk steeds beter met de mierenhoop, al waren er groepjes mieren die buiten de boot vielen. Maar na de kleine meningsverschillen, volgden er grotere meningsverschillen en daarna volgden er ruzies en vechtpartijen. Bhima deed zijn best de orde te bewaren, en gaf opdracht om onruststokers hard aan te pakken. Toen dat niet hielp, gaf hij opdracht om groepen te vormen die er samen voor konden zorgen dat onruststokers geen kans meer kregen om onrust te stoken. Het ging tenslotte zover dat Bhima zich omringde met mieren die hem moesten helpen zijn oorspronkelijke plannen uit te voeren, door alle mieren die het niet met hem eens waren gewoon de kop af te bijten.”
“Echt?” Menno zit op het puntje van stoel.
“Ja, echt. Bhima zei: het doel heiligt de middelen. Zijn getrouwen organiseerden het kop afbijten zelfs zo goed dat het normaal leek. Vooral mieren die er net iets anders uitzagen dan andere moesten het ontgelden, net als mieren die iets mankeerden en mieren die ooit uit een andere mierenhoop gekomen waren.”
“Hoe liep het af?”
Mevrouw Musegaas trekt een droevig gezicht. “Adoe… om te begrijpen hoe het afliep, moet je je bedenken dat Bhima’s mierenhoop niet de enige mierenhoop was. Overal om zijn mierenhoop heen bevonden zich andere mierenhopen, waarin andere mierenvolken leefden. Die volken kregen langzamerhand behoorlijk last van Bhima met zijn ideeën. Toen Bhima namelijk op zijn machtigst was, meende hij dat het goed zou zijn baas te worden over alle mierenhopen van de hele wereld, zodat alle mieren in de hele wereld het even goed zouden gaan krijgen als hij voor hen hoopte. Hij bedoelde het echt goed, die arme Bhima. En om zijn dromen waar te kunnen maken, liet hij vanuit zijn eigen mierenhoop een groot leger optrekken naar de mierenhopen naast de zijne. Hij veroverde een tijd lang de ene hoop na de andere en het leek er zelfs even op dat het hem zou gaan lukken: de machtigste mier van de hele wereld worden. Maar zover lieten de mieren verderop het niet komen. Ze vochten terug. Overal ontstonden complete slagvelden waarop miljoenen mieren het leven lieten. Na een bloedige strijd verloren Bhima’s mieren de oorlog en keerde de rust weer terug.”
“En Bhima?”
“Kassian. Het verhaal gaat dat hij uit wanhoop zijn kop verloor toen zijn eigen mierenhoop bijna helemaal door andere mierenvolken veroverd was.”
Menno neemt nog een kaakje uit de trommel, laat het verhaal op zich inwerken en denkt na. “Een NSB’er is geen slecht mens,” concludeert hij tenslotte. “Het is alleen maar iemand die niet nadenkt over de gevolgen van zijn denken en doen,”
“Zo is het,” beaamt mevrouw Musegaas. “Jij bent nog jong, maar wat je zegt komt van die oude ziel in jou. En voor vandaag is het genoeg geweest. Straks krijg je weer van je moeder op de kop omdat ik je te veel vertel.”
Geef een reactie