Zes vrouwelijke kunstenaars spelen de hoofdrol in de twee-weekse expositie van voornamelijk keramiek in het Kasteel van Schoten- in de gelijknamige plaats in Vlaanderen. Die zondag 13 maart al weer zijn laatste dag beleeft.
Vrouwelijke kunstenaars zijn eeuwenlang geen evidentie geweest, zegt kunsthistorica Kristien Philippe. ‘Misschien wel omdat ook de hele geschiedschrijving een mannenzaak was. Sommige bronnen noemen de helft van de 19de eeuw een scharnierpunt voor de erkenning van de vrouw in de kunst. Ik zou dat moment zelfs nog bijna vijftig jaar later situeren. Daarvóór beperkte de rol van de vrouw in de kunst zich –dat werd althans aangenomen- tot dat van lijdend voorwerp. Zij stond model voor het schilderij of het beeld dat de meester ooit beroemd zou maken. Zij was de bevoorrechte getuige in het atelier, maar ze bleef anoniem. Al zijn er natuurlijk uitzonderingen.
Zo was er in de 15de eeuw in het atelier van de schilder Jean Fouquet een vrouw, die model stond voor het beroemde schilderij van de Madonna met één ontblote borst –tot voor kort in het Antwerps Museum voor Schone Kunsten-. Haar naam bleef bewaard: Agnes Sorel. Dat ze ook de minnares was van Karel VII van Frankrijk, is een pikant detail en kwam haar bekendheid wel enigszins ten goede, vermoed ik.’
Aandacht
Philippe zegt dat het haar inziens tot in de 20ste eeuw duurde, vooraleer de vrouwelijke kunstenaar eindelijk de aandacht kreeg, waar ze recht op had. Maar ook daarvoor waren ze er wél. Het Museum van Schone Kunsten van Antwerpen kwam in het iconische jaar 2000 met een tentoonstelling over vrouwelijke kunstenaars in de Nederlanden vanaf het begin van de 16de eeuw tot half de jaren ’50 van vorige eeuw. En wat bleek? Alleen al in de 16de en 17de eeuw werden toch ruim dertig vrouwelijke kunstenaars gevonden, zonder dat ze daarbij noodzakelijk de dochter of de vrouw waren van.
Philippe: ‘Want dat wou wel eens helpen. Denk maar aan Mayken Coecke, dochter van prentenmaker Pieter Coecke en ook de vrouw van Pieter Bruegel de Oude. Of meer recent aan Sonia Delaunay, vrouw van Robert Delaunay, die toch nog altijd een tikje bekender is dan zijn nochtans even talentvolle echtgenote.
De tijden zijn veranderd en vandaag vinden we vrouwelijke kunstenaars in alle mogelijke artistieke disciplines. Ook bij de keramisten, zoals hier in Schoten eens te meer duidelijk zal worden.’
Keramiek is veelal geen elitaire noch hermetische kunst. Al heeft ook b.v. Picasso een collectie keramiek gemaakt. Keramiek hoort in oorsprong thuis bij de kunstambachten, anders gezegd bij de technische kunsten of de toegepaste kunsten of nog de kunstnijverheid of de sierkunsten of nog zoals de Duitsers het noemen –toch de pioniers van de archeologie en de kunstgeschiedschrijving-: Gebrauchskunst.
Etymologisch is de term “keramiek” afkomstig van het Griekse woord “κεραμος” en betekent “pottenbakkersklei”. Er werden echter al voorwerpen in keramiek gemaakt in de prehistorie. De grens tussen die Gebrauchskunst en de vrije kunsten is sindsdien langzamerhand vervaagd. De versiering werd belangrijker en het functionele aspect verdween geregeld naar de achtergrond.
Keramiek is uiteindelijk een verzamelnaam geworden voor de meest uiteenlopende manieren om aardewerk te bakken, met of zonder glazuren, al dan niet beschilderd met allerhande motieven enzovoort.
Philippe: ‘Op deze tentoonstelling -in de toch wel prachtige ruimte van het Schotense kasteel- kan de bezoeker een breed spectrum ontdekken van de mogelijkheden van klei als grondstof. De zes exposanten zijn qua gebruik en kennis van het materiaal niet aan hun proefstuk bezig. Het begon voor de meesten in de jaren ’90 van vorige eeuw in “Atelier De Cirkel”, een cultureel vormingscentrum in Brasschaat. Voor Griet al vroeger aan het Sint-Lucas in Gent, voor Katrien aan de academie van Mortsel en voor Anna met een opleiding handvaardigheid in Nederland.
Bij een bezoek het atelier in Sint-Job-in-het-Goor (Vlaanderen) werd ik onmiddellijk op de proef gesteld door Nicole. Of ik wist wat pit-fire was. En neen, dat wist ik niet. Voor wie het ook niet weet: het bleek –naast een zaagseloven of moffel, die ik evenmin kende- één van de oertechnieken te zijn om keramiek te bakken, waarvan vooral Lut graag gebruik maakt. Zij volgde dan ook al stages in o.a. Marokko, Korea en Japan.
Wat echt telde in het klei-atelier –dat werd al vlug duidelijk- was de kunstenares en het materiaal. De klei is voor elk van de vrouwen het middel, een mooi eindproduct het einddoel –bij sommigen met de nadruk op het functionele aspect, bij anderen louter decoratief-. Maar de klei bleek ook figuurlijk het onderlinge bindmiddel. Het voelde of iedereen op haar eigen manier, geleid door het eigen karakter en door de eigen inspiratie, zich overgaf aan een soort ritueel.
Anna bijvoorbeeld legde heel secuur de laatste hand aan een meer dan levensgrote duif, Nicole bouwde heel voorzichtig met rolletjes klei een werk op, dat later –zo vertelde ze- een lichtarmatuur zou worden. En Lut was geconcentreerd bezig aan een vaas met een wel zeer eigenzinnige vorm op een spatelvormige basis en dito opening. De tijd was hier ondergeschikt aan het creatieve. Want dat was, wat iedereen dreef, creatief bezig zijn, eerder nog dan de vraag of ze zich kunstenaar dan wel ambachtsvrouw voelden.
Lut en Anna houden het veelal uitsluitend bij klei als materiaal in combinatie met eventuele glazuren. Maar omnis comparatio claudicat! M.a.w. daar houdt de vergelijking tussen beiden op. Want Lut houdt van sobere, eenvoudige vormen, Anna geeft haar creaties graag een ludieke twist: een grappige kleur, een onverwachte combinatie. Komt de invloed van Jeff Koons hier van ver achter het hoekje kijken? ‘
De werken aan de muren zijn allemaal van Katrien. Op de canvas drager figureren kleine fietsende en acrobatische mannetjes in wit geglazuurd keramiek. Hun monochrome kleur contrasteert fel tegen het bij tijden expressionistisch coloriet van het landschap op de achtergrond of ze blijven zo goed als ton sur ton tegen een lineaire grafische compositie in simpel zwart-wit. Soms nemen geglazuurde huisjes met puntdak de overhand en wordt de geschilderde achtergrond ook figuurlijk verbannen naar het tweede plan.
Nicole ziet het praktischer en creëert met een trouvaille de basis voor een kandelaar of een ander origineel lichtobject. Met glazuren kan ze telkens weer een authentieke creatie afleveren. ‘
Trees is volgens Philippe een geval apart. Ze gebruikt metaal als omkadering voor uiterst dun en fragiel porseleinen sierobjecten. De twee materialen worden aan mekaar genaaid met… tamboerkensgaren.
Voor Griet zijn zowat alle materialen goed om in haar werk te integreren: van natuurlijke materialen als papier en hout en schelpen tot zelfs kleurige en fluorescerende loombandjes toe. Maar soms beperkt ze zich tot enkel het basismateriaal klei. Dan ontstaan ondiepe schalen, waarop ze florale –of meer algemeen vegetatieve- motieven schildert of motieven, ontleend aan de kunst van de Aboriginals in Australië.
Philippe: ‘Als ik echter voor alle zes de kunstenaressen een gemeenschappelijk epitheton zou kiezen, dan zou het “geduldige doordrijver” zijn. Immers met een gemiddelde van één werk op de tien, dat ongehavend uit het bakproces komt, kan je niet anders dan extreem volhardend zijn. En dan heb ik het nog niet eens over het porselein, dat nog veel delicater is.’
Kan je hier wel degelijk van kunst spreken? Philippe: ‘Als ik de woorden van de Waalse kunstschilder Louis Buisseret als toetssteen mag gebruiken -en ik citeer-: “Een kunstwerk bestaat slechts in zoverre het iets opwekt en verheerlijkt. Het bereikt pas zijn doel als het de toeschouwer een bijzondere vreugde verschaft”, dan denk ik dat we meermaals volmondig “ja” kunnen antwoorden.