“Waar ga je naartoe?” vraagt mijn zoon, wanneer hij ziet dat ik mijn bodywarmer aantrek, een fles water, een appel en een mandarijn in de kleine rugzak stop en mijn trekkingstokken oppak.
“Geen idee,” antwoord ik naar waarheid,”ik zie het wel.”
“Hoe laat ben je er weer dan?”
“Voor donker.” Dat is een rekbaar begrip, omdat de schemering in deze tijd van het jaar lang duurt.
Aan het einde van het pad van ons huis naar de weg, sla ik linksaf. Waarom links, vraag ik aan mijzelf. Omdat, antwoord ik, er een auto van rechts kwam. Ik glimlach om deze verklaring. Zou ik werkelijk rechtsaf geslagen zijn wanneer er een auto van links zou zijn gekomen? Maakt het iets uit? Nee. Vandaag niet, en wellicht helemaal nooit. Ik heb nu immers geen ander doel dan lopen alleen. Lopen om het lopen, tot het moment aanbreekt waarop het tijd is naar huis te gaan.
Ik haal diep adem en begin zachtjes op het ritme van mijn wandelpassen te zingen:
Vraag me niet waarheen ik ga,
in deze wereld zonder grenzen
Vraag me niet waarheen ik ga!
Iedere stap, iedere stap,
iedere stap brengt mij thuis.
Iedere stap, iedere stap,
iedere stap is mijn huis.
(opgebouwd uit: )
Humor ….
Kracht, wijsheid en geduld;
Geloof, hoop en liefde;
Licht, Vrede, Vreugde.
Het eerste deel van de tekst is gebaseerd op woorden van Eihei Dogen (1200 – 1253), die ik enige tijd geleden vond op de website van het Jizopad. Het tweede deel is een opsomming van bouwstenen voor een virtueel “huis” om me – waar ook ter wereld – in “thuis” te weten. De melodie ontstond vanzelf, ik hoefde haar slechts te volgen.
Bodhisattva Jizo blijkt de patroon te zijn van de wandelaars. Dat maakt hem in zekere zin een collega van Sint Christoffel, de patroonheilige van reizigers en als zodanig sinds de vijfde eeuw (ongeveer) vereerd door pelgrims die onderweg zijn naar Santiago de Compostela. Ik vind het een aardig idee dat Jizo en Christoffel beide vanuit Uithuizen vertrekken, en elkaar vervolgens onderweg naar het zuiden meerdere malen tegenkomen, bijvoorbeeld op het Pieterpad dat vanaf Pieterburen óók zuidwaarts loopt.
Oefenen voor de voorgenomen voettocht naar Santiago is méér dan alleen fysieke training. Het is óók echt wennen aan lange loopmeditaties. Voor mij is dat: welbewust met open aandacht in een rustig ritme lopen, in contact met zowel de omgeving áls de weg zelf. Doordat ik door mijn jicht letterlijk iedere stap in mijn tenen voel, ervaar ik het contact met de weg maar al te goed. Volgens mijn dochter moet ik nodig andere schoenen aanschaffen: echte wandelschoenen, in plaats van de suède sluipers die nu aan mijn voeten zitten, om van het alternatief dat ik heb (sandalen!) maar helemaal niet te spreken. Ik betrap mezelf erop dat ik soms honderden meters achter elkaar niets van de omgeving zie, doordat ik volledig op het voortstappen gefocust blijf. Lopen, voelen dat ik loop, rondkijken én ook nog eens naar de vogeltjes (en auto’s …) luisteren, vraagt meer van me dan ik op dit moment aankan. Misschien doe ik gewoon teveel mijn best, denk ik, en spreek mezelf daarom maar weer eens toe: het komt vanzelf wel, ontspan, zet je ene voet nu maar gewoon voor de andere, neem waar, oordeel nergens over en laat alles los. Wat bij je hoort blijft bij je, en wat niet bij je hoort glijdt van je af en langs je heen. Iedere stap brengt je thuis, iedere stap is je huis dat zichzelf opbouwt uit kracht, wijsheid en geduld; geloof, hoop en liefde; licht, vrede, vreugde … en alles samengevoegd met humor. Je weet het toch? Nou dan!
Terwijl ik over een fietspad loop, groeit mijn schaduw tot een lengte van meer dan zestig meter, schat ik. Voor donker thuis zijn, dat ga ik niet meer redden, stel ik vast. Ik trek een geel hesje aan, met reflecterende strepen. Het is belangrijk om gezien te worden, zeker wanneer je ’s avonds na zonsondergang op de rijbaan loopt. In het weiland naast mij, staat een kudde geiten mij aan te staren. Sommigen mekkeren, alsof zij iets op mijn gedaanteverwisseling hebben aan te merken. Wat dat betreft zijn het net mensen, die kunnen ook ongevraagd over uiterlijkheden beginnen te mekkeren, vooral wanneer dat afwijkt van wat gangbaar is.
“Ik wilde je bellen,” moppert mijn zoon, wanneer ik thuiskom. “Ik begon me ongerust te maken, maar je had je mobieltje weer eens niet bij je. Waar ben je nu geweest?”
“Ehhmmm”, antwoord ik peinzend. “Geen idee, de neuzen van mijn schoenen achterna. Mooie schaduwen overigens met die felle ondergaande zon. En veel kleine geitjes.“
“Schaaphok?”
“Ja, in de buurt van Schaaphok.”
(noot: Schaaphok hoort bij de gemeente Slochteren).