Het Boeddhistisch Dagblad besteedt dit jaar aandacht aan de ‘zorg’ in Nederland. Wie doet wat en hoe pakt dat uit. Wat worden de hulpvragers daar beter van. In enkele verzorgingshuizen houden zorggevers het reilen en zeilen van personeel en bewoners in de gaten en rapporteren daarover. Vandaag aandacht voor het fenomeen Buurtzorg Nederland, een relatief kleine organisatie van wijkverpleegkundigen en ander personeel, die een snelle groei doormaakt. Buurtzorg heeft als motto: ‘Eerst buurten, dan zorgen’.
Buurtzorg is een organisatie voor verpleging en verzorging thuis, die in 2006 is opgericht in Enschede- met één team en inmiddels meer dan zevenhonderd teams in heel Nederland heeft. Allemaal zelfsturend; er is een centraal bureau in Almelo waar ongeveer dertig medewerkers werken met één directeur. Ongeveer achtduizend (wijk)verpleegkundigen en ziekenverzorgenden werken verspreid in het hele land. Er zijn geen tussenlagen van managers en heel weinig overheadkosten. Het is een erkenning van onze professionaliteit, zegt een van de medewerkers.
“Eerst buurten, dan zorgen”, betekent eerst kijken wat er nodig is met en bij de patiënt en zijn/haar familie en dan zien wat er mogelijk is, waarin te ondersteunen, wat te organiseren. Buurtzorg Nederland profileert zich als een organisatie die ‘een vernieuwend concept voor zorg thuis heeft ontwikkeld.’ Bij de zorgverlening wordt gestreefd naar betere oplossingen voor de cliënt, duurzaam en effectief. Omdat er wordt gewerkt met zelfsturende teams kan er beter worden aangesloten bij de specifieke wensen en behoeften van de cliënt. In de teams werken (wijk)verpleegkundigen samen met wijkziekenverzorgenden, waarbij hun oplossend vermogen en professionaliteit ten volle worden benut. De teams zijn zelf verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van de werkzaamheden. De Buurtzorgteams worden ondersteund door een regiocoach en het kleine, landelijk hoofdkantoor dat is gehuisvest in Almelo.
Er zijn twee boeken verschenen over de werkwijze van Buurtzorg ‘Menselijkheid boven bureaucratie’ en ‘Eerst buurten, dan zorgen’. ‘Menselijkheid boven bureaucratie’ is geschreven door Jos de Blok en Aart Pool. Inn het boek leggen ze uit: De keuze van Buurtzorg om te werken met kleine, professionele zelfsturende teams die de relatie tussen cliënt en professional weer als uitgangspunt nemen blijkt volgens de organisatie goed uit te pakken. De directe samenwerking met huisartsen en andere professionals in de eerste lijn levert veel nieuwe initiatieven op om de zorg in de thuissituatie te verbeteren. De opzet van Buurtzorg blijkt ook aantrekkelijk voor andere professionals in de publieke sector.
Niet buiten gemeenschap
In het boek ‘Eerst buurten, dan zorgen’ beschrijven Aart Pool, psycholoog en adviseur van Buurtzorg, en Jennie Mast, projectcoördinator bij Buurtzorg, de werkwijze van Buurtzorg. Ze spiegelen die aan het ideaal van maatschappelijke gezondheidszorg of “community health nursing” hetgeen betekent dat mensen die kampen met ziekte en beperkingen zodanig ondersteund worden dat zij niet buiten de gemeenschap komen te staan. De wijkverpleegkundige speelt hierin een belangrijke rol omdat zij de verbinding kan maken tussen individuele zorg, ondersteuning van de mantelzorg en de buurt. Buurtzorg levert ook palliatieve zorg in de laatste fase van het leven.
Iedere cliënt van Buurtzorg krijgt een persoonlijk begeleider die samen met de cliënt kijkt wat er aan zorg nodig is, waarbij ook rekening gehouden wordt met toekomstige veranderingen. Daarbij worden ook familie en mantelzorgers ondersteund. Een persoonlijke begeleider heeft, samen met of namens de cliënt zo nodig regelmatig contact met andere zorgverleners, bijvoorbeeld huisarts of behandelend specialist.
Vorig zei Buurtzorg bij monde van directeur Jos de Blok twee miljard euro goedkoper te kunnen werken door deze werkwijze, in vergelijking met traditionele, grootschalige thuiszorgorganisaties. Accountant Ernst & Young rapporteert dat de werkwijze van Buurtzorg fors voordeel kan opleveren. Volgens De Blok kunnen goedopgeleide verpleegkundigen er in overleg met de cliënt voor zorgen dat minder zorguren nodig zijn. Ze vinden bijvoorbeeld extra ondersteuning in de buurt en helpen de cliënt zelfstandigheid te winnen. In de huidige opzet worden organisaties betaald voor geleverde zorguren, en is er geen prikkel de zorg te verminderen (bron NRC).