Monique De Knop heeft eind februari met onmiddellijke ingang haar voorzitterschap van de Boeddhistische Unie België (BUB) neergelegd. De reden van haar ontslag is dat zij niet meer kan rekenen op de unanieme ondersteuning van de Raad van Bestuur en de algemene vergadering van deze organisatie.
Volgens een bestuurslid heeft haar vertrek te maken met de (voorlopige?) weigering van de regering om het boeddhisme in België definitief te erkennen als eredienst, waardoor de BUB en aangesloten leden grote bedragen aan overheidssteun mislopen. De gevoerde strategie van De Knop om dat doel te bereiken ligt bij leden onder vuur.
‘Het was voor ons een enorme afknapper, we stonden op het punt die erkenning te krijgen na zoveel jaren werk en toen besloot de regering de erkenning van het boeddhisme in het kader van een grote hervorming (van het systeem van honorering van zogenoemde erediensten) uit te stellen. Monique ervoer dat niet alle leden haar strategie uiteindelijk steunden. Maar het voert te ver om haar dat in haar eentje te verwijten. Wij hebben het laten gebeuren. Het is haar ook niet als persoon aan te rekenen, het is de wetgever die de regels ineens veranderde. Het liep gewoon verkeerd’, zegt het bestuurslid.
De Raad van Beheer heeft geen poging ondernomen om De Knop van gedachten te doen veranderen. ‘Zij was zo stellig in haar opzegging’, zegt het bestuurslid. De Knop schrijft op 26 februari in een brief aan de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering van de BUB.
‘Uit bepaalde signalen begrijp ik dat ik als voorzitster van de BUB niet meer kan rekenen op de unanieme ondersteuning van de raad van bestuur en van de algemene vergadering van deze organisatie. Ik wens elke vorm van onenigheid in deze laatste te vermijden. Daarenboven meen ik dat een eerlijke spirituele beoefening niet verenigbaar is met enige vorm van hechting.
Ik heb dus besloten om ontslag te nemen uit mijn mandaat van voorzitster, mijn mandaat binnen de raad van bestuur en mijn mandaat in de algemene vergadering.
Vanzelfsprekend zal ik de lessen niet geven die binnenkort voorzien waren binnen de vormingscyclus voor begeleiders in de medische sector, en zie ik ook af van de investeringen ( manageriaal, intellectueel en financieel) in het project van hoger instituut dat wij van plan waren op te richten. Deze beslissingen neem ik zonder spijt en zonder emotie. Ze zijn rijp overwogen en er wordt niet op teruggekomen. Zij nemen onmiddellijk ingang en worden per post bevestigd.’
Er is nog geen opvolger aangewezen voor De Knop. Deze maand zal de Algemene Vergadering zich over de vacature buigen. Het secretariaat van de BUB, dat de erkenning voorbereid, blijft wel door de staat gefinancierd. Naar verluidt met 150.000 euro per jaar. Op de site van de BUB wordt De Knop nog steeds als voorzitter aangeduid.
Vorig jaar november maakte de regering bekend om budgettaire redenen de erkenning tot eredienst van het boeddhisme uit te stellen. De leden van de BUB lopen daardoor een structurele financiering –lonen en pensioenen- van voorgangers door de overheid mis. De erkenning kan nog wel een tijd op zich laten wachten omdat nieuwe erediensten, zoals ze in België worden genoemd, moeten voldoen aan een nieuwe wettelijke regeling. Minister van Justitie Annemie Turtelboom heeft dat besluit tot uitstel genomen. De beslissing van de minister kwam vrij onverwacht. Na de regeringsformatie was de verwachting vorig jaar dat de erkenning van het Belgisch boeddhisme een kwestie van tijd was, mogelijk een maand.
België heeft naast de vrijzinnige levensbeschouwing nog zes erkende godsdiensten: de katholieke, de protestantse, de orthodoxe, de anglicaanse, de islamitische, de joodse. Het boeddhisme wacht al sinds 25 maart 2006 op een erkenning als ‘godsdienst’. De boeddhistische unie België (BUB) krijgt wel al jaarlijks een bedrag voor secretariaatswerkzaamheden om de werkzaamheden –het organiseren van de structuur- die moeten leiden tot erkenning mogelijk te maken.
De deelnemers en organisaties in de levensbeschouwelijke sector zijn allemaal op hun eigen en diverse wijze georganiseerd. Daarom vindt Turtelboom dat er op basis van het rapport van de commissie Magits, nieuwe criteria voor erkenning van de erediensten moeten komen. Die stelde in 2011 een reeks hervormingsvoorstellen voor, maar daarmee gebeurde tot nog toe niets. Wel ging een besloten werkgroep onder leiding van Gwendolyn Rutten aan de slag, maar van die werkzaamheden zijn geen resultaten bekend.
Volgens de commissie-Magits moeten alle bedienaren van alle zogenoemde erediensten hetzelfde statuut, hetzelfde loon, hetzelfde pensioen en dezelfde wijze van erkenning krijgen. De commissie was tegen een kerkbelasting. Om de tien jaar zouden de leden van de erediensten worden geteld. Het door de overheid gesubsidieerd personeel over de erediensten zou – volgens de commissie-Magits – als volgt moeten worden verdeeld: katholieken (3.401), vrijzinnigen (354), moslims (185), protestanten (140), orthodoxen (57), joden (43), boeddhisten (31), anglicanen (17). De wedden van deze bedienaren van de eredienst zouden worden gelijkgeschakeld met die van de morele consulenten nu.
Anders dan in Nederland ontvangen boeddhistische organisaties en personen in België (in de toekomst?) staatssteun. De subsidie wordt verstrekt door het ministerie van justitie en is gebaseerd op de Belgische grondwet, waarin staat dat de ‘wedden en pensioenen van de bedienaren der erediensten ten laste van de staat komen.’ Boeddhistische bedienaren (of voorgangers) kunnen lama’s, zenmeesters en leken zijn.
De BUB diende in maart 2006 een aanvraag tot officiële erkenning van het boeddhisme in. In 2008 erkende de federale overheid het boeddhisme als een organisatie die ‘morele diensten verleent op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing’.
De in 1981 als Federatie van Boeddhistische Verenigingen in België opgerichte BUB is de koepelorganisatie waarin negentien organisaties uit vrijwel alle boeddistische stromingen zijn verenigd. Ze wil die verenigingen samenbrengen en hen aanzetten tot samenwerking.
Niet alle boeddhistische organisaties zijn lid van de koepel. België financiert zes erkende erediensten –de katholieke, protestantse-evangelische, anglicaanse, orthodoxe, islamitische en israëlitische. Daar werden later de niet-confessionele levensbeschouwingen aan toegevoegd: de vrijzinnigen (sinds 1993) en het boeddhisme (sinds 2008). Erkenning door de federale overheid heeft onder meer tot gevolg dat het salaris en het pensioen van de religieuze leider van de eredienst door de staat worden uitbetaald, evenals de wedden en pensioenen van de bedienaren van de eredienst die tot het kader behoren. Over de hoogte van de mogelijke toekomstige wedde van boeddhistische monniken, leraren en leken, die als ‘bedienaren’ aan de slag gaan, zijn nog geen cijfers bekend. Te vergelijking, een secretaris-generaal van het executief van de moslims in België ontvangt jaarlijks een wedde van rond de 45.000 euro. De vergoeding voor imams in verschillende rangen bedraagt tussen de 14.000 en 19.000 euro. Exclusief kinderbijslag en andere toeslagen. De gewesten en steden in België betalen verplicht de huisvesting van de bedienaars. Na hun werkzame leven ontvangen de voorgangers een pensioen.
Levensbeschouwelijke stromingen in België worden door de overheden niet op een gelijke manier behandeld. Bijna tachtig procent van de overheidsmiddelen die de federale overheid vrijmaakt voor het personeelskader van erediensten en levensbeschouwingen- 72 van de 91 miljoen euro, gaat naar de katholieke kerk. Dat heeft onder meer te maken met het gegeven dat voor de katholieke eredienst het aantal inwoners van een parochie –ongeacht het geloof– richtinggevend is, terwijl voor andere erediensten het aantal effectieve aanhangers wordt geteld. Dat systeem gaat met de nieuwe wetgeving op de schop.