Onder cynisme verstaan we doorgaans wantrouwen tegen iemands bedoelingen. Jammer, want het cynisme was van oudsher een interessante Hellenistische filosofische school. Die bepleitte een eenvoudig en waarlijk leven. Trouw aan de natuur en zonder schaamte.
Eerlijk gezegd lijkt het antieke cynisme me in opmars. Mensen zijn het moderne cynisme van politici en de media zat. Ze trekken zich terug in informele netwerken, worden zelf journalist door te publiceren op het web en doen bottom-up aan politiek.
Ook tot mijn vreugde zie ik – en niet alleen bij mezelf – een boel authentiek cynisme jegens de psychiatrie. Patiënten geloven gelukkig steeds minder vaak dat geluk uit een pil kan komen. De bewijzen stapelen zich op dat de farmaceutische industrie glashard liegt over de werkzaamheid van psychiatrische medicatie – en de risico’s verzwijgt.
In de journalistiek zie je veel modern cynisme. Daar kan aanleiding toe zijn, bijvoorbeeld als je bericht over gezagsdragers. Zoals bekend zijn dat niet zelden chronisch liegende mensen die fanatiek aan framing, spin en sleaze doen. Jammer is dat de media de heropstanding van het klassieke cynisme bijna volledig missen. Er is een groeiende onderstroom van mensen die vaak gedwongen door omstandigheden eenvoudig en waarlijk leven. Dat die groep weinig belicht wordt, zou kunnen komen omdat journalisten met een vaste baan tot de middenklasse gerekend kunnen worden. En zoals bekend spuugt de middenklasse op de zogenaamde onderklasse.
In materieel opzicht ben ik tegenwoordig ook een soort Tokkie. Het komt regelmatig voor dat middenklassemensen me dat proberen te laten voelen. Bijvoorbeeld door basale afspraken en beloftes niet na te komen. Ze denken vast: die kan toch niets terugdoen. Ik wil trouwens ook niets terugdoen, behalve die mensen Hellenistisch-cynisch uitlachen.
De bijnaam voor de oude cynici luidde „honden”. Onbekend is waar die Geuzennaam precies vandaan komt, maar ik vind het een goeie. Zelf ben ik ook een soort hond. Ik snuffel overal rond, ben afhankelijk van bedeling en sommige mensen denken me te kunnen imponeren door me afgekloven botten toe te werpen of me wortels voor de neus te houden (om die op het laatste moment weer terug te trekken).
Ik vind het erg fijn in de neo-liberale branding van mijn tijdgewricht tot de have-nots te horen. Ik hoef mezelf nauwelijks te corrumperen in het dagelijks leven, omdat ik niet van een baan of een opdrachtgever afhankelijk ben. Mijn armoede maakt me vrij. Zo bekeek ik het vroeger nooit. Toen dacht ik dat armoede vernederend was. Nu vind ik het vooral verheffend, al weet ik dat veel mensen dat nooit zullen begrijpen.
In de stiekeme standensamenleving die Nederland meer dan ooit is, vind ik het prettig me te verstaan met andere drop-outs; junks, criminelen en zogenaamde gestoorden. Het zelfrespect in die kringen is vaak opmerkelijk. Uiteraard is er veel modern cynisme: jegens de sociale dienst, de GGZ of de dealer die niet op de pof wenst te leveren.
Ik weet zeker dat veel mensen tegenwoordig leven zoals de antieke Hellenistische cynici het bedoelden, zonder ooit een filosofieboek te hebben ingezien. Dat is het mooie: je gaat instinctief aanvoelen wat waar en goed is, als je maatschappelijk of medisch in de knel komt. Als je een vadsig lid van de middenklasse bent, vraag je je hoogstens af waar je komend weekend nou weer eens uit moet gaan eten.
Ik ben dus een cynische hond. Blijf vooral tegen me blaffen. Jullie minachting is mijn genot.
Geef een reactie