Ze kregen een verhouding toen ze begin twintig waren. Yvonne kwam uit een gezin met duidelijke regels. Ze leerde zich aan te passen. Ze geloofde dat ze om de liefde van haar ouders te verdienen ze uit zelfbescherming haar authenticiteit moest opgeven. Eric had ook een lage zelfwaardering, maar had dit omgezet in een uitdagende overdreven hoge zelfwaardering. Een machtsspel spelen was voor hem een way of life. Beiden groeiden op in een situatie waarin hechting met de ouders niet vanzelfsprekend was. Ze kregen samen twee kinderen. Yvonne voelde zich in de loop van de tijd steeds minder gewaardeerd door haar man. Ze deed nog lange tijd alsof ze zich gelukkig voelde, maar op een gegeven moment kon ze het eisende en op eigen gerief gerichte gedrag van Eric niet meer verdragen. Er volgden jaren van ruzie maken.
Yvonne zag geen andere oplossing dan te scheiden. Er kwam een bezoekregeling voor de kinderen. Eric ervaarde de scheiding als een vernedering en begon de kinderen op te stoken tegen hun moeder. Dat had als eerste succes bij de zoon en die besloot permanent bij zijn vader te blijven wonen. Een aantal maanden volgde de dochter dit besluit. Vanaf dat moment was moeder “kinderloos”.
Er kwam een melding vanuit school bij Veilig Thuis (1). Daar werd vanwege personeelskrapte het onderzoek gedaan door een ZZP-er. Toen moeder uitgenodigd werd voor een gesprek durfde ze niet. In conflictsituaties met haar inmiddels ex-man ervaarde ze panische angst, moest hyperventileren, haar spieren verkrampten en ze was zelfs een keer flauw gevallen. Dan schrijf ik het rapport wel zonder de verklaring van moeder moet de onderzoekster gedacht hebben. Zonder wederhoor en op basis van het verhaal van vader en de kinderen concludeerde ze dat er sprake was van een onveilige situatie bij moeder thuis en dat de Raad van de Kinderbescherming daar onderzoek naar moest doen. De onderzoekster legde haar bevindingen intern niet voor aan een gedragswetenschapper en haar conclusies waren bewijsbaar onjuist.
De Raad deed vervolgens onderzoek, er kwam een OTS en de GI wees een jeugdbeschermer aan. Er volgden jaren van strijd, waarbij de gebruikelijke partijen een rol speelden: advocaten, een kinderrechter, mediators, een jeugdbeschermer, therapeuten enzovoort. Geen enkele vorm van mediatie lukte, omdat vader de situatie wel prima vond zo en niet wilde meewerken aan welke vorm van contact tussen moeder en de kinderen dan ook. Hij zorgde er ook steeds voor dat geen enkele hulpverlener de kinderen alleen, dus zonder hem, te spreken kreeg. De Kinderrechter wist het ook niet meer, beëindigde de OTS en gaf als opdracht mee dat de vrijwillige hulpverlening de begeleiding moest overnemen. Tot aan de burgemeester werd er door de verantwoordelijke hulpverleners over gesproken. De eindconclusie was: laat de kinderen bij vader, dat geeft de kinderen rust. Moeder was zonder ook maar iets te doen dat op mishandeling of verwaarlozing lijkt haar kinderen kwijt, met als argument: dat geeft rust voor de kinderen.
In haar eigen gezin had Yvonne geleerd zich aan te passen. Nu raakte ze haar kinderen kwijt, omdat ze niet weerbaar was. Maar wat kunnen we zeggen van de betrokken hulpverleners. Is deze “rust” die ze prediken een goede oplossing voor de kinderen? Rust voor wie, voor vader die gerust kan geloven dat moeder het probleem is en genoegdoening kan ervaren dat hij de goede ouder is. Rust voor de hulpverlening omdat zij kunnen geloven dat het probleem is opgelost en geen besef hoeven hebben van hun eigen onvermogen? En dat ze geen verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor hun onwetendheid?
Voor de kinderen is er beslist geen rust. Kinderen houden van beide ouders a priori. Ze moeten nu kiezen. Van beide ouders blijven houden is voor hun nu dis-loyaal naar vader. Blijven houden van beide ouders geeft nu het gevaar afkeuring te krijgen van vader van wie ze nu afhankelijk zijn. Om de verbinding met vader niet in een gevarenzone te brengen, moeten de kinderen zich in meer of mindere mate afkeren van hun eigenheid. In plaats daarvan moeten ze zich identificeren met een model van wie ze dienen te zijn.
Voor een kind is verbondenheid primair en fundamenteel van belang, net zoals het een fundamentele behoefte is vrij te zijn in wie je bent. Word je gedwongen te kiezen tussen verbondenheid en vrij zijn, dan laat je je je vrijheid vallen en verlaat je je daarmee je authenticiteit. Bevrediging van beide behoeftes is essentieel voor een kind in zijn of haar ontwikkeling, om later als volwassene zich zowel emotioneel te kunnen verbinden als in die verbondenheid vrij te zijn in wie het is.
Als dit proces van aanpassen aan iets wat je niet bent (een model wie je dient te zijn om niet verlaten te worden), maar lang genoeg duurt, dan gaan kinderen op den duur wel geloven dat dit model hun ware zelf is. Dit is dan normaal geworden. Dit geeft natuurlijk een forse interne spanning bij de kinderen, maar als dit proces duurzaam is, dan wordt de ervaren spanning ook als normaal ervaren. Als een ervaring constant is, dan ontwikkelen we daar geen bewust zijn over of we verliezen het bewust zijn erover. De kinderen gaan dan de interne spanning niet meer bemerken of herkennen. Moeder zal “moederloos” verder moeten.
Luuk Mur ( 1952) is psycholoog en heeft een drietal boeken geschreven over de door hemzelf ontwikkelde hulpverleningsmethode communitysupport. Hij is lid van de Dzogchen Community Nederland. Dzogchen is een vorm van Tibetaans boeddhisme waarbij veel belang wordt gehecht aan de ontwikkeling van individueel bewustzijn. Bij deze traditie streeft men naar non-dualiteit van het bewustzijn. Mensen zijn zich niet alleen bewust ( je weet dat je dit leest), maar je kunt je ook bewust zijn van dit eerste bewustzijn. Dit meta-bewustzijn wordt ‘gewaarzijn’ genoemd.
- De taken en verantwoordelijkheden van Veilig Thuis zijn erop gericht om de veiligheid van kwetsbare personen te waarborgen en om effectief op te treden tegen situaties van mishandeling of geweld.