Hoe noem je iemand die zich meester noch leerling laat noemen?
‘Wat is volgens jou een meester, Hans?’
‘Geen meester.’
‘Wat is geen meester?’
‘Iemand die zich meester laat noemen.’
‘Wat is een leerling?’
‘Iemand die zich leerling laat noemen.’
‘Iemand die zich meester laat noemen is geen meester maar iemand die zich leerling laat noemen is wel een leerling?’
‘Iemand die zich meester laat noemen ook.’
‘Iemand die zich meester laat noemen is een leerling en iemand die zich leerling laat noemen ook?’
‘Ik zou niet weten van wie.’
‘Wat is dan het verschil?’
‘Is er dan een verschil?’
‘Hoe noem je iemand die zich meester noch leerling laat noemen?’
‘Vrij.’