Bungeejumpen voor beginners.
1
Leerling: Wat bindt de mens aan zijn weten?
Meester: Een elastiek.
Leerling: Wat heeft dat voor gevolg?
Meester: Hoe harder je wegloopt, hoe harder je terugschiet.
Leerling: Pang!
Meester: Au!
Leerling: U ook?
Meester: Iedereen.
Leerling: Wat is dan het verschil tussen ons?
Meester: Jij blijft rustig in de buurt van het weten rondscharrelen.
Leerling: En u?
Meester: Ik doe aan bungeejumpen.
2
Leerling: Wat bindt de mens aan zijn niet-weten?
Meester: Een elastiek.
Leerling: Wat heeft dat voor gevolg?
Meester: Hoe harder je wegloopt, hoe harder je terugschiet.
Leerling: Pang!
Meester: Au!
Leerling: U ook?
Meester: Iedereen.
Leerling: Wat is dan het verschil tussen ons?
Meester: Ik blijf rustig in de buurt van niet-weten rondscharrelen.
Leerling: En ik?
Meester: Jij doet aan bungeejumpen.
3
Leerling: Als je met een elastiek aan het weten gebonden bent, is weten je natuurlijke staat.
Meester: Pang!
Leerling: Als je met een elastiek aan niet-weten gebonden bent, is niet-weten je natuurlijke staat.
Meester: Au!
Leerling: Wat is nou je natuurlijke staat, weten of niet-weten?
Meester: Wil je dat echt weten?
Leerling: Inderdaad.
Meester: Dan zal dat het verschil wel zijn.
Leerling: Waartussen?
Meester: Jou en mij.
Leerling: Wilt u het niet weten of weet u het gewoon niet?
Meester: Weet ik ook al niet.
Leerling: Bij wie moet ik dan wezen?
Meester: Wie zegt dat iemand het weet?
Leerling: Wou u beweren van niet?
Meester: Wat weet ik daarvan?
Leerling: Maar wat is nou je natuurlijke staat?
Meester: Dat is nou je natuurlijke staat.
Leerling: Weten of niet-weten?
Meester: Heen en weer gaan tussen weten en niet-weten?
Leerling: Heen en weer gaan is je natuurlijke staat?
Meester: Ik zou het anders ook niet weten.
Leerling: Dat zou een hoop verklaren.
Meester: Als er al een natuurlijk staat is.
Leerling: Daar vraagt u me wat.
Meester: En iemand die daarin kan verkeren.
Leerling: Daar ging ik inderdaad eventjes van uit.
Meester: Misschien is niet weten of er een natuurlijke staat is wel je natuurlijke staat.
Leerling: Verdraaid.
Meester: Misschien is niet weten of er iemand is die daarin kan verkeren wel je natuurlijke staat.
Leerling: Dat kan ook nog.
Meester: Maar misschien ook niet.