Mijn enthousiasme voor spel begon zestig jaar geleden door de colleges van hoogleraar Jan van Baal. Hij benoemde de rol van spel in kunst en religie. Spel is een universele menselijke gave. Zoals een spelend kind van een takje een toverstaf weet te maken, zo spelen mensen van alle culturen op allerlei manieren tegelijk met twee perspectieven.
Na de studie werd ik universitair docent in Kongo. Daar deed ik mijn eerste veldwerk, bij een kleine vissersstam, de Wagenia. Ik had het geluk erbij te zijn toen zij na veertien jaar weer eens een initiatieritueel hielden voor hun jongens. Met de spelbril op mijn neus zag ik hoe speels dat ritueel was.
Terug in Nederland bleef ik bezig met spel. Het Wagenia-spel vond ik terug in wereldwijde speelse verbeelding. Zo werd spel deel van mijn antropologische handtekening.
Eigenlijk werd ik te enthousiast, want lang zag ik alleen maar de positieve kanten van het spel. Totdat ik begreep dat machthebbers de speelruimte beperken. Zij bestrijden elk alternatief perspectief, en dus zit het dubbele perspectief van het spel hen in de weg.
Bovendien drong het tot me door dat machthebbers het spelvermogen voor eigen doel inzetten, ongeveer zoals wanneer het kind zijn toverstafje gebruikt om een ander kind te prikken. Die mooie menselijke gave kan ontaarden in spelbederf, spelbrekers, machtsspelletjes en vals spel. Met de twee perspectieven van het spel valt stevig te manipuleren, zoals in foute metaforen en in vijandsbeelden.
Moraal: gezien deze vervelende achterkant van spel is het goed om een helder waardenpakket te hanteren. Dan kun je doorzien wanneer het heilzame spel buitenspel komt te staan. Het huidige nieuws biedt helaas veel oefenmateriaal. Spel is nu vaker een machtsmiddel dan een tegenhanger van macht.