Om het hypostaseren af te leren, 11.
Leerling: Wat is het wezenlijke verschil tussen mensen en onmensen?
Meester: Is er een wezenlijk verschil tussen mensen en onmensen?
Leerling: Wat is de wezenlijke overeenkomst tussen mensen en onmensen?
Meester: Is er een wezenlijke overeenkomst tussen mensen en onmensen?
Leerling: Wat is het wezenlijke verband tussen mensen en onmensen?
Meester: Is er een wezenlijk verband tussen mensen en onmensen?
Leerling: Wat zijn mensen wezenlijk van zichzelf?
Meester: Zijn mensen wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Wat zijn onmensen wezenlijk van zichzelf?
Meester: Zijn onmensen wezenlijk wat van zichzelf?
Leerling: Waar hebben we het anders over?
Meester: Hebben we het ergens over?
Leerling: Nou weet ik het helemaal niet meer.
Meester: Dan weet ik het ook niet meer.