(Leven en werk van Chris Smoorenburg o.p. , dominicaan en leraar zenmeditatie)
Chris Smoorenburg ( 1929-2015) koos op twintigjarige leeftijd voor een leven als dominicaan. De jaren vijftig gelden nog als bloeitijd van de orde in Nederland, daarna –onder invloed van tal van ontwikkelingen- trad achteruitgang in. Chris kreeg daar ook mee te maken. Maar net toen hij het het moeilijkst had, kwam hij in contact met zen en vond nieuwe wegen om zijn religieuze leven te verdiepen.
In deze scriptie beschrijft Paul de Jager het leven van Chris en belicht zowel de dominicaanse- als de zenmeditatie. De Jager maakt aannemelijk dat de met woorden en beelden gevulde dominicaanse meditatie niet meer van deze tijd is, maar dat de dominicaanse contemplatie en zenmeditatie raakvlakken hebben en dat Chris door de zenweg in te slaan dicht bij het dominicaanse ideaal van contemplatie en verkondiging bleef.
‘Op de dag dat ik deze inleiding schrijf, staat er een column in dagblad Trouw, met als inzet “Een preekloze dienst zou me wel wat lijken”. Dit als erkenning dat het geloof draait om het mysterie van het leven. Daar functioneert de taal maar moeizaam. God maakt deel uit van dat mysterie. Denken over een minder antropomorfe God is er nauw mee verbonden. Het lijkt een actueel thema in Nederland, maar een halve eeuw geleden kwam dat al op. En door de eeuwen heen kozen mystici voor die woordloze, stille invalshoek om God te ontmoeten.
De Nijmeegse dominicaan Chris Smoorenburg is zo iemand die koos voor de stille Godsontmoeting. De zenmeditatie is hem daarbij behulpzaam. Ik leer hem in de herfst van zijn leven kennen. Een bescheiden man, klein van postuur, in groepen op de achtergrond, behalve als hij het woord voert. Dan staat er opeens een vlammende spreker. Tot op zeer hoge leeftijd komt hij op zaterdagochtenden naar de meditaties van de door hem opgerichte zengroep Oshida. Met de wandelstok in de hand doet hij pas-voor-pas aandachtig zijn loopmeditatie.
Vanuit religiewetenschappelijk oogpunt is de combinatie van katholicisme en zenboeddhisme, die in Chris’ leven verenigd worden, een historisch onderzoek waard. Niet in de laatste plaats omdat de zen-boeddhistische meditatie een grote vlucht nam in Nederland. Vanuit het standpunt van de geestelijke verzorging is het onderwerp ook van belang. Boeddhistisch gedachtengoed vormt namelijk inmiddels een niet meer weg te denken onderdeel van de geestelijke verzorging. Voor geestelijk verzorgers kan het verhelderend zijn om de introductie belicht te zien van aspecten van het zenboeddhisme die zij in hun praktijk tegen komen. Denk hierbij onder andere aan rituelen rond een ziekbed, stervensbegeleiding, mindfulness, meditatie.
Eerste kennismaking met zen
Chris worstelt met de dominicaanse meditatie en zegt daarover:
‘Toen ik in het klooster trad, dat was in 1952, werd mij geleerd hoe je moest mediteren. Het was een vorm van meditatie waarbij je uit ging van een tekst uit de Schrift of van een geestelijk schrijver. Deze tekstmeditatie, waarbij je zelf actief bent met woorden en concepten, wordt ook wel overweging genoemd. Jarenlang- bijna veertien jaar- heb ik op deze manier gemediteerd totdat deze methode mij niet meer aansprak en zelfs begon tegen te staan. De teksten die mij al mediterend moesten inspireren, begonnen ongemerkt een belemmering te vormen om tot een eigen authentieke ervaring te komen. Het gevolg was een soort van geestelijke vermoeidheid en innerlijke leegte. Ik zag wel de noodzaak van meditatie, maar wilde niet meer terug naar de manier waarop ik destijds geleerd had. Maar hoe dan wel’?
Het is dus hier, als kapelaan van de H. Hartparochie aan de Krayenhofflaan in Nijmegen, dat Chris met zen in aanraking komt. Zelf herinnert hij zich:
‘Op zekere dag komt mijn pastoor, Cas Brouwer, mijn kamer binnen. Hij drukt me een boekje in de hand. “Hier Chris, misschien iets voor jou, ik doe er toch niets mee, het gaat over yoga en is geschreven door een Franse benedictijn. Die benedictijn was Déchanet en het boek heette: ‘De weg naar de stilte’. Dat boek, ik heb het gekregen in 1968, is voor mij het begin geworden van een hele lange zoektocht, die nog steeds doorgaat.’
Elders zegt hij over dit belangrijke moment in zijn leven:
‘Ik kreeg een boekje in handen van de benedictijn Jean Déchanet, waarin hij concrete oefeningen gaf om met je lichaam vertrouwd te raken. Voor mij was dat volkomen nieuw, omdat het lichaam bij mijn bidden nooit een rol had gespeeld. Vooral het laatste hoofdstuk trok mijn aandacht. Daarin beschrijft hij hoe de lotuszit voor hem dé vorm van mediteren was geworden, een meditatie waarbij je rechtop zit en door het volgen van de adem het lichaam en je gedachten tot rust brengt. Toen dacht ik: ‘Als het hem zo goed bevalt, waarom zou ik het niet eens proberen’? En zo is het begonnen’.
Dat ‘zitten’ komt op een cruciaal moment voor Chris. Want: ‘Als ik die avond in 1968 niet was gaan ‘zitten”, was ik nu waarschijnlijk geen dominicaan meer.‘ Iets verderop schrijft hij:
‘In die jaren verlieten veel, vooral jonge veelbelovende confraters de orde. Ook een huisgenoot trad uit. Op dat moment zag ik het niet meer zitten. Toen ben ik er letterlijk bij gaan ‘zitten’: in de lotushouding, op een ‘kussentje’ provisorisch gemaakt van een paar boeken; om overeind te blijven. Voor mij was die avond het begin van mijn zenweg’.
Hij zegt verder over zijn eerste zenbeoefening:
‘Het was in de tijd dat zen, althans in de kerkelijke kringen waarin ik vertoefde, nog niet zo bekend was. Ik deed het dus stiekem op m’n kamer alleen, zonder dat de anderen het wisten. De gezamenlijke meditatie zoals wij die vroeger in onze kloosters gewend waren, werd al sinds jaren niet meer gepraktiseerd. Opvallend was, dat juist in die tijd buiten de kloostermuren de meditatie werd opgepikt door de jongeren m.n. de ‘flower power’. Toen ik daar m’n collega-pastores tijdens een vergadering attent op maakte, op dit verschijnsel, en het eventuele belang ervan voor de levensvatbaarheid van de toekomstige kerk, werd ik door een van hen gerust gesteld: ‘Chris, jongen, maak je geen illusies, dit is een modeverschijnsel, dat gaat vanzelf weer over’. Maar ik moest denken aan een uitspraak van Annie Terruwe, een toenmaals bekende vrouwelijke psychiater die een keer gezegd heeft: ‘De jeugd is de meest fijngevoelige seismograaf voor wat er leeft in de samenleving’. En zij bleek gelijk te hebben.’
Kort daarna ontdekt hij het boek HARA van Karlfried von Dürkheim (1896-1988). Dit is een Duitse diplomaat die zich tijdens zijn stationering in Japan verdiept in de cultuur en religie. Hij ontwikkelt een geheel eigen esoterische filosofie en psychologie met als inzet dat de mens zijn plek op aarde (Het kleine zelf) én zijn relatie tot God moet kennen (Het ware zelf). Daartoe maakt hij gebruik van Christelijke mystiek, psychologie en zenboeddhisme. Deze auteur schrijft minder vanuit een bepaalde theorie, maar vooral vanuit zijn in Japan opgedane ervaringen. ‘Jarenlang is dit boek voor mij een gids geweest, ondanks het feit dat het soms moeilijk te lezen was vanwege de lange Duitse volzinnen”, zegt Chris daarover.
Van het een kwam het ander en Chris ontmoet Karel Douven, pater jezuïet en oprichter van vormingscentrum Pro Mundi Vita, in de Nijmeegse volksmond al snel ‘het PMV’. Ook ontmoet hij Betty van Kipshagen, een goede bekende van Dürkheim en zij adviseert hem om een cursus bij Dürkheim te doen. Dat lijkt Chris wel wat.
Op 22 maart 1973 is er schriftelijk contact met von Dürkheim wat leidt tot cursusdeelname van 2 tot 6 oktober 1973 in het Zuid-Duitse bergdorp Todtmoos-Rütte. Vier dagen zentraining, met meditatie, voordrachten en persoonlijk onderhoud met Dürkheim zelf. De spiritualiteit van Eckhart en Johannes van het Kruis zijn voor Dürkheim belangrijk. Chris herkent dat, zo blijkt uit zijn aantekeningen en de boeken in zijn boekenkast. Daarna volgt hij sesshins (intensieve meditatiebijeenkomsten) in Trappistenabdij Marie Toevlucht te Zundert en de Tiltenberg.
Eerste meditatielessen
Na terugkeer vraagt Karel Douven aan Chris een zelfde soort cursus op te zetten in Nijmegen. Het gaat nog niet zozeer om zenboeddhisme, maar wel om meditatie ‘in de geest van zen’. De PMV-cursus is de eerste door zen geïnspireerde cursus in Nijmegen en omgeving. Het is in het begin een tasten en zoeken, waarbij Chris zich baseert op hetgeen hij geleerd had in Todtmoos Rütte, met veel aandacht voor lichaamsbewustwordingsoefeningen.
Van 8 tot 10 februari 1974 geeft hij voor het eerst een introductiecursus op het cursuscentrum De Tiltenberg in Vogelenzang, gemeente Bloemendaal. Op initiatief van pastor van Rijn van de Everardus Parochie in Wijchen start een meditatiegroep in Wijchen. De eerste bijeenkomst is in de Everarduskerk. Chris wordt kort na de start gevraagd om de groep te begeleiden.
Het jaar erop, in 1975, begint Chris een meditatiegroep, waarvoor hij gebruik mag maken van de speelzaal van de kleuterschool van de zusters Dominicanessen aan de Krayenhofflaan. Naast deze groep ontstaat er een tweede groep van zusters dominicanessen, met daarin onder andere Judith Bossert. Intussen is Chris nog steeds dominicaan en kapelaan en op 18 september 1977 wordt zijn 25-jarig professiefeest gevierd.
In de loop der jaren neemt het aantal parochianen af. De leegloop van de kerk en de kosten voor het onderhoud doen het bisdom besluiten de eucharistievieringen te verplaatsen naar een nieuwere, kleinere kerk. Op 24 september 1978 verleent J. Bluijssen, bisschop te ’s Hertogenbosch Chris eervol ontslag als pastor en vicarius oeconomus (penningmeester) van de parochie H. Hart.
Hij trekt op 19 september 1978 op uitnodiging van de provinciaal overste in bij het Albertinum. Daar is ruimte vrij gekomen omdat de communiteit behoorlijk is uitgedund door de uittredingen.
Temidden van al het tumult in katholiek Nederland in de jaren zeventig start Chris in 1979 in het Albertinum met het geven van zencursussen. Daartoe richt hij het doxaal, een hoger gelegen deel van de kerk, in voor vijftien personen. Wekelijks zijn er bijeenkomsten op dinsdagavond van zeven uur tot half acht en op zaterdag twee maal per maand.
De bal rolt verder als enkele oud-studenten van professor Han Fortmann (1912-1970), RK priester en psycholoog, geboeid door oosterse religiositeit het Han Fortmanncentrum oprichten. Zij krijgen de beschikking over het parochiehuis annex pastorie van de St. Jozefparochie aan de Stijn Buysstraat in Nijmegen. In de geest van Fortmann wordt het een centrum voor bewustwording en spirituele groei in Christelijk perspectief. Chris wordt ook hier gevraagd de introductiecursus zen te geven volgens de methode Dürkheim.
De Nijmegenaar Ton Lathouwers (1932) ontpopt zich steeds meer als zenleraar en leidt ongeveer twee maal per jaar een sesshin bij Oshida. Hij is slavist van huis uit, maar reist na een persoonlijke crisis niet voor onderzoek naar Moskou maar trekt verder naar Japan. Daar ontmoet hij Japanse zenmeesters zoals Hisamatsu Sin’ichi en Masao Abe. Terug gekomen in Nederland trekt hij door zijn kennis van zaken en aantrekkelijke welsprekendheid een groeiende schare zen-geïnteresseerden. Ton Lathouwers en Chris zijn, beide pioniers van de zen-christelijke dialoog in Nederland, goed bevriend geraakt. Maar Chris voelt zich, anders dan Ton Lathouwers, geen echte zenleraar:
‘Ik heb me nooit geroepen gevoeld om me te presenteren als zenleraar. Zen is spontaan op mijn weg gekomen en het geven van cursussen heb ik alleen gedaan omdat mensen erom vroegen. Hierbij heb ik me steeds gebaseerd op wat ik destijds bij Dürkheim geleerd heb en wat ik wist uit eigen ervaring. (…) van diepgaande invloed is voor mij ook geweest mijn verblijf in Japanse zenkloosters in verband met de interreligieuze dialoog.’
Inmiddels is professor Etienne Cornélis met zijn vrouw op het Albertinum komen wonen. Hij is hoogleraar godsdienstwetenschappen en gespecialiseerd in hindoeïsme en boeddhisme. Samen met Chris start hij de cursus ‘Zen in theorie en praktijk’. Het praktisch gedeelte bestaat uit twee maal twintig minuten zazen en kinhin (loopmeditatie) in de grote kapel van het Albertinum onder leiding van Chris. Daarna volgt uitleg van een zentekst door Etienne Cornélis in de grote zaal van het hospice.
Om energiekosten te besparen wordt de grote kapel van het Albertinum alleen nog op zondag verwarmd, reden waarom de groep en ook de paters verhuizen naar een kleinere ruimte, de voormalige sacristie die als kapel wordt ingericht en tegelijk dienst doet als meditatieruimte. Op den duur stuit dat op praktische bezwaren, vandaar dat Etienne Cornélis en Chris in november 1986 een schriftelijk verzoek indienen bij het provinciaal bestuur van de dominicanen om de beschikking te krijgen over een eigen zendo.
Hierop wordt welwillend gereageerd en na een flinke verbouwing wordt in de zomer van 1989 de voormalige refter van het Albertinum opgeleverd als zendo en de brood- en afwaskeuken als ontmoetingsruimte en cursusruimte.
Chris schrijft in een jaarverslag van zengroep Oshida:
‘Omdat we door medewerking van de dominicanen de beschikking hebben gekregen over een prachtige meditatieruimte, willen we in de naamgeving iets tot uitdrukking brengen van de dominicaanse geest. Zo komen we op de naam Oshida, een Japanse dominicaan, die voor zijn overgang naar het christendom boeddhist is geweest’.
Tijdens een bezoek aan Nijmegen, eind augustus 1990, verleende Oshida officieel zijn naam aan de zendo. Hij was op doortocht naar Zwitserland en deed en passant het Albertinum aan om het pas ingerichte meditatiecentrum officieel in gebruik te nemen en er zijn naam aan te verbinden.
Vanuit zijn zenboeddhistische achtergrond is godsdienst voor Oshida eerst en vooral beleven, ervaring. Belangrijk daarin is dít moment. ‘Wees altijd bedacht op wat dit moment van je vraagt, dan ben je als de knecht die de heer verwacht (Mt. 24:44)’, noteert Chris. Over Oshida ’s meditatie opvatting tekent Chris aan:
Bij zijn inleiding op de meditatie wees hij op het belang van de innerlijke stilte. ‘Wat wij van zen kunnen leren is de innerlijke stilte, niet om er in weg te vluchten, maar om van daaruit midden in het leven te staan. Zen is leven. Zen is totale verbondenheid. Zen is vrijheid van geest. Zen is de wet van de liefde’.
Begeleidend docent: dr. Gian Ackermans
Masterscriptie Religiewetenschappen aan de faculteit Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen.
zazen in het klooster Albertinum, begin jaren ’90.