‘Op een herfstdag zat ik in het park, verdiept in de contemplatie van een heel klein maar prachtig, hartvormig blad. Het was bijna rood van kleur en hing nog net aan een tak, bijna klaar om naar beneden te vallen. Ik bleef er een hele tijd staan en stelde het blad veel vragen. Ik ontdekte dat het blad de moeder van de boom is geweest. Meestal denken we dat de boom de moeder is van de bladeren en dat de bladeren alleen maar de kinderen zijn, maar toen ik naar het blad keek, zag ik dat het blad ook een moeder is van een boom. Het sap dat de wortels opnemen is slechts water en mineralen en niet goed genoeg om de boom te voeden. De boom voert het sap verder naar de bladeren. En de bladeren nemen de verantwoordelijkheid op zich dit ruwe sap om te vormen tot fijnbewerkt sap en sturen het met behulp van de zon en gas terug om de boom te voeden. Daarom zijn de bladeren ook de moeder van de boom. En omdat het blad verbonden is met de boom via de stam is het makkelijk in te zien dat ze communiceren.
Wij hebben geen stam meer die ons met onze moeder verbindt, maar toen we nog in haar buik waren, hadden we een heel grote stam, een navelstreng. De zuurstof en de voeding die we nodig hadden, kwamen door die stam naar ons toe. Jammer genoeg werd die stam op de dag die we onze geboortedag noemen, doorgesneden en kregen we de illusie dat we onafhankelijk zijn. Dat is een vergissing. We blijven nog een lange tijd steunen op onze moeder en we hebben nog meer moeders. De aarde is onze moeder. We hebben vele stammen die ons verbinden met onze moeder aarde. Er is een stam die ons verbindt met de wolk. Als er geen wolk is is er geen water voor ons om te drinken. We bestaan voor meer dan 70 percent uit water en de stam tussen de wolk en ons bestaat werkelijk. Dat is ook het geval met de rivier, het bos, de houthakker en de boer. Er zijn honderdduizenden stammen die ons met alles in de kosmos verbinden en daarom kunnen wij bestaan. Zie je die verbinding tussen jou en mij? Als jij er niet bent, ben ik niet hier. Dat is zeker. Als je het nog niet ziet, kijk dan dieper en ik ben zeker dat je het zult zien. Zoals ik al zei: dit is geen filosofie. Je moet echt kijken.
Ik vroeg het blad of het bang was omdat het herfst was en de andere bladeren vielen. Het blad vertelde me: Nee. De hele lente en zomer was ik volop in leven. Ik werkte hard en hielp de boom voeden en veel van mij zit in die boom. Zeg alsjeblieft niet dat ik alleen maar deze vorm ben. De vorm van een blad is maar een heel klein deel van mij. Ik ben de hele boom. Ik weet dat ik al in de boom zit en als ik terugga naar de bodem ga ik door met de boom te voeden. Daarom maak ik me geen zorgen. Als ik deze tak verlaat en naar de grond dwarrel, zal ik naar de boom zwaaien en hem zeggen: Ik zie je gauw weer terug.
Plotseling zag ik de wijsheid die veel op de wijsheid van de Hartsoetra leek. Je moet het leven zien. Je zou niet moeten zeggen, het leven van een blad, maar het leven in een blad, het leven in een boom. Mijn leven is alleen maar leven en je kunt het in mij zien en in de boom.
Die dag waaide het en na een tijdje zag ik dat het blad van de tak viel en naar beneden dwarrelde, vrolijk dansend omdat het al zwevend zichzelf in de boom zag. Het was heel gelukkig. Ik boog mijn hoofd en wist dat we veel moeten leren van het blad, omdat het niet bang was –het wist dat niets kan worden geboren en niets kan sterven.’