Inzicht kan voor de dhammanuvatti slechts ontstaan wanneer de omstandigheden er rijp voor zijn, d.i. wanneer de vereiste oorzaken (P. hetu’s) en voorwaarden (P. paccaya’s) ertoe aanwezig zijn.
Inzicht (i.c. het ‘zien’ van de werkelijkheid zoals ze wérkelijk is; het ‘zien’ waar het in het leven écht om gaat) is dat sublieme moment wanneer plóts de zon door het dichte bladerdek priemt… Het moment waarop de ‘wereldling’ (P. puthujjana) transformeert tot een Edele Volgeling (P. ariya-puggala).
Dit moment noemt men in de doctrine ‘gotrabhu’. Het is het moment dat ‘het Dhamma-oog (P. dhammacakkhu) zich opent’. d.i. de verwerving van het eerste niveau van ontwaken, namelijk stroombetreding (P. sotapatti).
De stroombetreder (P. sotapanna) bereikt dit niveau door de vernietiging van de eerste drie schakels van de keten (P. samyojana) die hem aan samsara binden.
Deze drie schakels zijn: het geloof in ‘persoonlijkheid’ (P. sakkaya-ditthi); sceptische twijfel (P. vicikiccha) en gehechtheid aan riten en/of ritueel (P. silabbata-paramasa).
Stroombetreding vormt het belangrijkste keerpunt in zijn/ haar leven. Het is zijn/haar ‘point of no-return’.
De dhammanuvatti herschept zijn afkomst, zijn gotha. Hij ‘verandert’ van lineage: hij wordt opnieuw geboren. ‘Weder’-geboren. Hij verrijst als een edele telg van de Ariyas. Als stroombetreder kan hij niet meer terugvallen tot een lager niveau van bestaan. Zijn spirituele ontwikkeling kan enkel nog vooruit gaan. Hij is de Rubicon overgestoken.