Wie het wiel uitvindt zal van zijn fiets waaien.
‘Zou jij van jezelf zeggen dat je verlicht bent, Hans?’
‘Eerder dat ik verduisterd ben.’
‘Dat je bevrijd bent, dan?’
‘Eerder dat ik in een onvrije val verkeer.’
‘Dat je bent thuisgekomen?’
‘Eerder dat ik van de pot gerukt ben.’
‘Pardon?’
‘Sorry.’
‘Waarom?’
‘Wat moet een mens zonder boodschap op de pot?’
‘Jij hebt geen boodschap voor de wereld?’
‘Geen grote en geen kleine.’
‘Bedoel je dat er geen boodschap is?’
‘Dat zou nog steeds een boodschap zijn.’
‘En waarom zeg je gerukt?’
‘Wie van zijn fiets waait zegt toch ook niet dat hij is afgestapt?’