Grote denkbeelden, kleine geesten.
‘Heb jij het Ware Zelf gerealiseerd, Hans?’
‘Het wat?’
‘Grote Ik.’
‘Wie is dat nu weer.’
‘Grote Ik is degene die het verhaal van kleine ik doorziet.’
‘Wie is dat nu weer.’
‘Kleine ik is de illusie van de persoon, de doener, het ego.’
‘En grote ik is degene die kleine ik doorziet?’
‘Grote Ik is je Ware Zelf, de kenner van kleine ik en van alle andere denkbeelden.’
‘Misschien is Grote Ik ook wel een denkbeeld.’
‘Ik denk het niet.’
‘Waarom niet.’
‘Dan zou het kennen onverklaard blijven.’
‘Misschien is het kennen ook wel een denkbeeld.’
‘Maar wat is dan realisatie?’
‘Dat je je dat eindelijk realiseert?’
‘Maar wat heb je dan gerealiseerd?’
‘Ik denk het volgende denkbeeld.’