“Handig, die straatverlichting,” brom ik als we vanaf de hoofdweg de weg naar Nong Noi inrijden. Het is ironisch bedoeld. Ongeveer een jaar geleden werd begonnen met het plaatsen van lantarenpalen langs de tot dan toe onverlichte weg. Veel gemeentes hebben het voordeel van straatverlichting op zonne-energie ontdekt en ook hier zijn lantarenpalen gezet die werken op een zonnepaneeltje. Of beter gezegd, die werkten op een zonnepaneeltje, want er zijn er nog maar 4 die het doen. Toen ze geplaatst werden maakten we er ook al meesmuilende opmerkingen over, want de zonnepanelen stonden naar het noorden gericht en veel ervan waren verstopt in de boomtoppen. Bovendien zijn we hier gewend dat dingen als waarschuwingslichten het na verloop van tijd begeven.
“Ja hoor, zo kan het ook,” grom ik als een auto voor me op de rechter rijstrook (hier wordt links gereden, althans officieel) ineens op de rem gaat staan, en als hij bijna stil staat zijn linker knipperlicht aandoet terwijl hij tegelijkertijd al linksaf slaat. Het is een bekend plaatje hier. Voorsorteren, op tijd richting aangeven, überhaupt richting aangeven, het zijn geen vanzelfsprekende handelingen.
“Kom op jongen, druk maar op dat plankje onder je rechter voet,” mompel ik ongeduldig. Thailand heeft geen budgetten voor grote infrastructurele werken, dus in plaats van kruispunten wordt er veel gewerkt met U-draaien. Een weg die een snelweg kruist wordt dan als het ware onderbroken. Je moet een stukje de snelweg op, dan een U-draai maken, weer een stukje terugrijden en dan weer van de snelweg af om “jouw” weg te vervolgen. Daarmee wordt voorkomen dat je beide helften van de snelweg ineens moet oversteken en op zich is dat veiliger. De modernste U-draaiplekken hebben een ruime invoegstrook. Maar veel Thaise automobilisten hebben nooit geleerd hoe ze die moeten gebruiken en gaan gewoon aan het begin van die invoegstrook stil staan tot ze de snelweg op durven rijden.
“Hij heeft niet gelogen; het is ná 5 juni,” verzucht ik als Somsak ook vandaag niet op komt dagen. Somsak komt een paar stukjes dak verstevigen en een schuurtje bouwen. Hij heeft daar een prijs voor afgegeven en daar zijn we mee akkoord gegaan. Hij was nog een klusje aan het afronden, maar “na 5 juni” zou hij beginnen. 6 juni, denken wij dan, maar inmiddels is het de 11e en we hebben hem nog niet gezien.
We zijn er goed in. In het maken van ironische of anderszins grappig bedoelde opmerkingen over dit soort voorvallen. Maar Mieke merkte laatst terecht op dat daar in feite een flink superioriteitsgevoel uit spreekt. We doen er lacherig over omdat het “bij ons” allemaal veel beter loopt. Natuurlijk is dat ook zo, volgens ons dan. Mensen in Nederland weten over het algemeen wat ze moeten doen in verkeerssituaties, afspraken worden meestal op tijd nagekomen, auto’s stoppen voor een zebra, er zitten geen grote gaten in de weg (hooguit kleine barstjes, waar dan meteen een bord “slecht wegdek” bij komt te staan), spookrijders worden gemeld op de radio (hier zou je er 24/7 5 zenders mee kunnen vullen) en er wordt schande gesproken over automobilisten die via de vluchtstrook langs de file terugrijden (hier heb je daar geen file voor nodig).
Ook bij andere zaken ligt het lacherig doen op de loer. De straatverlichting heb ik al genoemd, maar dat bijvoorbeeld de bouwmarkt een lekkend dak heeft en grote scheuren in de vloeren is ook altijd weer goed voor een grap. En dat de plaatselijke boeren experimenteren met schrikdraad zonder precies te weten hoe dat werkt en er de volgende dag een koe geëlektrocuteerd blijkt te zijn is natuurlijk te treurig om nog leuk over te doen. Over dat ze hun draadje met 220 volt aan onze metalen afrastering hadden geknoopt hebben we het dan maar even helemaal niet.
Maar hoeveel beter zijn wij nou eigenlijk, dat we om al dat soort zaken lacherig mogen doen? Voor een groot deel gaat het om gebrek aan opleiding. Zijn we superieur omdat we beter opgeleid zijn? Voor een uurtje rijles in Nederland moet een Thaise bouwvakker 8 dagen werken. Het is lastig voor ons dat we gewend zijn op een invoegstrook zo snel mogelijk de snelheid van het verkeer op de snelweg aan te nemen, en dat die Thaise bouwvakker dat dan niet doet. Maar bijna geen enkele Thai doet dat. Wij hebben dat dan toevallig geleerd, maar zoals de Thai het doen werkt het ook. Wij ergeren ons eraan, maar de Thai niet. Wie is er nou superieur?
We laten ons graag voorstaan op de grote technische ontwikkelingen in Nederland en de succesvolle economie. Liefst praten we erover alsof we daar persoonlijk een onmisbare bijdrage aan geleverd hebben. Als dat al zo is, dan hebben we ook persoonlijk een onmisbare bijdrage geleverd aan de klimaatcrisis. Want met alle lacherigheid over die ongeorganiseerde Thai vergeten we dat we bij al die technische vooruitgang en economische groei niet hebben voorzien dat we daarmee een ramp aan het voeden waren. Vergeleken daarbij valt al het andere in het niet. Stoppen op de invoegstrook, knipperlicht verkeerd gebruiken, kapotte straatverlichting, te laat komen… we zullen er nooit meer een grap over maken. Tenminste, dat proberen we.