In maart 2017 publiceerde het BD het artikel Doe de goeroetest van de inmiddels overleden zenstudent Jelle Seidel. Hij schrijft nog steeds een beetje wee te worden van de adoratie die sommige leraren ten deel valt. ‘Ik vertrouw dat niet, alleen al vanwege het adagium “geen goeroe zonder giro”.
Douwe Tiemersma (1945 – 2013) studeerde biologie en filosofie in Amsterdam. Na zijn ingrijpende ontmoeting (1980) met Sri Nisargadatta Maharaj in Bombay, die hem een inwijding gaf, richtte hij het Advaita Centrum op. Een ontmoetings-, studie- en ontspannings-plek in het centrum van Gouda. Gericht op de herkenning en de realisatie van non-dualiteit. In onderstaande tekst uit 2001 gaat het gesprek ook over de rol van de goeroe (guru).
De rol van de Guru
‘Waar ik het vanavond over wil hebben is, datgene wat hier allemaal gebeurt, de methode waarop het gebeurt, en mijn plaats daarin.
Ik heb al een keertje gezegd. De situatie is des te beter, naarmate de Guru onzichtbaar is, wanneer de vorm van de Guru zo minimaal mogelijk is.
Het is namelijk zo dat uiteindelijk de Guru helemaal zal moeten verdwijnen, qua vorm.
Net trouwens als de vorm van de leerling. Dat is het waar het naar toe gaat. Dat leraar en leerling verdwijnen, één worden. Natuurlijk is het zo dat in een dualistische situatie er een scheiding is tussen de leraar en de leerling. Van uit het standpunt van de leerling. Die ziet die man en wanneer wordt hij leraar? Ik heb al gezegd: in principe is het zo, dat wanneer je werkelijk iets leert van iemand, willekeurig iemand anders, in de zin dat er ineens in je eigen sfeer meer openheid komt, wanneer dat gebeurt in de nabijheid van iemand anders, dat de ander iets daarvan kan laten doorschijnen, zodat het meer zichtbaar wordt, dan is die ander de leraar.
Per definitie, per definitie. En al die andere dingen, die zijn er bij gekomen in maatschappelijke context. Dat er een bepaalde structuur komt van leraar leerling en een bepaald statuut komt van de Guru enz. enz. En dat er allerlei dingen worden georganiseerd.
De Guru verering. Dat zijn dus allemaal secundaire zaken. En je kunt zelfs zeggen, dat wanneer op die manier dat uiterlijk van die Guru zo versterkt wordt, dat het weer een struikelblok is voor een leerling. Want de mensen kijken er allemaal tegenaan.
En die zetten de Guru nog eens een keer op een voetstuk. En dan zeggen ze nou nee, dat is toch wel heel ver en haast niet bereikbaar. Natuurlijk is er altijd vanuit een dualistische situatie, een bepaalde vorm. Want wanneer de Guru helemaal terug trekt op geen vorm, dan is er ook nauwelijks mogelijkheid om contact te maken met mensen in een dualistische situatie.
Alleen de Guru, ik heb toen eens een keer in het tijdschrift voor Yoga een stukje geschreven, is een onmogelijke figuur. Namelijk aan de ene kant vorm en aan de andere kant leegte. Maar die twee aspecten, die zullen er moeten zijn, wil er een zekere werking zijn. Wil er een functie zijn van leraarschap, het kan niet anders. Aan de ene kant in de dualistische situatie een zekere vorm, maar daarin zal dan, en dat is dus de leraar als werking als functie ineens dat die vorm doorzichtig wordt, en dat er openheid komt. En dat het leegte is.
Dus de mensen die worden gelokt door de vorm, en wanneer ze er komen, pang, is er helemaal geen weerstand, en is er openheid. En ze zitten in de openheid, en ze zitten te kijken, ja, dat is het.
Hoe het ook zei, in de relatie tussen een leraar en een leerling, krijg je dus wel een verschuiving van die twee aspecten, dan steeds minder vorm, en steeds meer leegte.
En wanneer het anders is, wanneer die periode gerekt wordt, of zo, dan is dat alleen maar een hindernis. Dus ook alle andere zaken, die met die vorm te maken hebben, die betekenen een moeilijker proces dan waar het eigenlijk om gaat. Natuurlijk, soms kan het wel in zo’n dualistische situatie belangrijk zijn, dat er eens en keer een heel duidelijke vorm van de leraar komt. Dat er bijvoorbeeld eens een keer een heel duidelijke confrontatie komt. Dat kan best. Maar het algemene proces zal zo moeten zijn zoals ik zei. Steeds minder vorm. Steeds meer openheid. Verder is het natuurlijk zo, dat de leerling altijd een bepaalde vorm maakt van de leraar. En die is per individu steeds verschillend, ook nog. Maar hoe het ook zei, dit is natuurlijk wel erg belangrijk. Dat je heel duidelijk door hebt, ja kijk eens, die vormen zijn er in een bepaalde optiek wel, maar het gaat om datgene, wat door die vormen heen gaat schijnen. Dat je van daar uit ineens een dimensie ontdekt, die niet meer thuis hoort in die vormen. En daar horen de woorden bij. Daar horen de aanwijzingen bij. Nee, goed, in dat kader krijg je dus een bepaalde werking van de leraar in de zin dat er steeds weer een bepaalde spiegel komt, om steeds weer bij jezelf iets te ontdekken. Dat er steeds weer aanwijzingen komen, van hé, ga daar nou eens een keer kijken. Hoe zit het daar eigenlijk? Daar is al die openheid aanwezig. Of, ga nou eens een keer gewoon op je kop staan enz. hè, die oefeningetjes, die we gedaan hebben. En ineens, ja, hé, dat is aardig, boven en onder, ik ervaar dat nou als heel betrekkelijk. En dan heb je ineens iets fundamenteels, wat vast zat, ineens los. Dat soort dingen, die zijn natuurlijk belangrijk. Die spiegelende werking, weer terugkaatsen ga kijken naar jezelf. Hoe zit het? Want wanneer er een verlichting komt, is dat in ieder geval iets wat met inzicht te maken heeft, in de eigen situatie en niet in de situatie van weet ik wie anders. Steeds gaat het er weer om, om terug te gaan naar je eigen sfeer, hoe zit het daar? En ga maar kijken, en dan blijkt het onbeschrijfelijk te zijn. Alle woorden schieten te kort. In ieder geval geen beperking, geen scheiding, geen tegenstellingen.
Nou, het is duidelijk, deze methode, dat is iets dat niet door alle leraren gebruikt wordt. Je hebt meer hardere methode om te kijken of in één keer de leerling tot inzicht kan komen.
In deze methode gaat het iets meer geleidelijk. Je krijgt allerlei soorten inzichten, oh ja dit, of ja hé dat, maar het gaat allemaal in dezelfde richting en het werkt cumulatief en op een gegeven ogenblik dan zijn alle beperkingen weg. Er zijn allerlei verlichtingservaringen al, en dat breidt zich uit, en op een gegeven ogenblik is alleen die stralende openheid er. Dus zo gaat het eigenlijk bij jullie allemaal.
Die andere methode, het is wel goed hoor om die er even naast te zetten. Dan zie je dus dat het op een harde manier gaat. Een hele zware confrontatie. Maar dat heeft ook z’n beperkingen. Natuurlijk gewoon, het gaat zoals het gaat, hier gaat het blijkbaar zo. En elders gaat het blijkbaar zo. Maar nogmaals het is wel even goed om te zien, van hé, de hele situatie ligt daar wel anders. Bijvoorbeeld, je ziet dan ook, dat dan maar heel af en toe eens een keer iemand, die geweldig geëngageerd is, en geweldig daarmee bezig is, ineens wel zo’n doorbraak zou kunnen krijgen. Maar dat is een hele enkeling. En dat is traditioneel ook zo. Dat het maar gaat om, zoals Nisargadatta Maharaj zei, één op de miljoen.
En dat heeft dus wel een beetje met de methode te maken. Want nogmaals, wanneer het echt een hele harde confrontatie is, dan krijg je dus dat het alleen maar gaat om iemand, die daar met hart en ziel, honderd procent al weet van “dit is het” en dit is mijn leraar. Dat houdt ook in die hele sterke tegenstelling tussen leraar en leerling, waarbij de leerling zich totaal onderwerpt aan de leraar, een heel ander situatie. Maar goed, dat eventjes om ook een beetje kijk op dit soort dingen te krijgen, vooral ook weer kijk te krijgen op datgene dat bij jezelf aan de hand is. Ook hier en ook in relatie met mij. Dat het een steeds meer ontdekken is van datgene wat nou eigenlijk in je eigen situatie aan de hand is. En dat op alle mogelijke manieren, steeds opnieuw vanuit een ander standpunt steeds opnieuw met wat oefeningen, aanwijzingen met woorden. Dat je steeds meer gaat herkennen, oh, ja, hé, dit is het. In het dagelijkse leven, moet je eens kijken hoeveel daar al niet non-duaal is. Geweldig veel. Maar je moet er wel op gewezen worden, want iedereen kijkt er overheen. Onder speciale omstandigheden van oefeningen, ja. Maar dan moeten wel eventjes die oefeningen gegeven worden, en even op gewezen worden, van hé let hier op, let daar op. En zo groeit dat.
In het algemeen blijft natuurlijk altijd hetzelfde proces centraal, dat het gaat om de werking van die openheid, zoals we dat besproken hebben op de Hoorneboeg. Het is die openheid, die vanzelf werkt, wanneer maar eventjes die spanning, die afsluiting een klein beetje minder wordt. Dan gaat het vanzelf. Wanneer iets van die openheid maar mag verschijnen, of soms op een harde manier zich indringt in het gewone leven. Maar wanneer dat maar niet weer afgesloten wordt en verdrongen wordt. Dan zie je dus dat het allemaal vanzelf verder gaat.
Het gaat dus om die openheid. En natuurlijk, daar heeft die leraar alles mee te maken. Maar het punt is dat het wel gaat om die zijnservaring van openheid in je eigen sfeer. Het is je eigen zijnservaring van openheid. En niks anders. En dat groeit vanzelf, dat groeit vanzelf.
Als eenmaal die openheid en klein beetje ervaren wordt. En het is aanstekelijk. Want het wordt herkend. En dan weer, ga kijken, ga kijken, zo zit het. Je kunt het zelf ervaren. Je ziet het zelf. En dat ontwikkeld zich. En dan komt er een grotere eenheid en de vormen, die verdwijnen in hun hardheid. De vormen verdwijnen, er is steeds meer die open zijnservaring van het ene grote, waarin alles één is.’