“Everyone in your life is a figment of your imagination – even you.”
(Byron Katie)
Katie: Iedereen in je leven is een voorstelling van je verbeelding – zelfs jij.
Hans: En je verbeelding?
Katie: Wat is daarmee?
Hans: Is die ook een voorstelling van je verbeelding?
Katie: Hihi.
Hans: En de voorstelling dat alles en iedereen in je leven een voorstelling van je verbeelding is?
Katie: Hè?
Hans: Haha.
Katie: Wou jij beweren dat iedereen in je leven een voorstelling van je verbeelding is, maar je verbeelding net zo goed, en de voorstelling dat alles en iedereen in je leven een voorstelling van je verbeelding is, ook?
Hans: Tenzij dat ook verbeelding is.
Katie: …
Hans: Piep, kraak.
Katie: In dat geval zou iedereen in je leven, en je verbeelding zelf, en de voorstelling dat alles en iedereen in je leven een voorstelling van je verbeelding is, toch geen voorstelling van je verbeelding zijn!
Hans: Tenzij dat ook verbeelding is.
Katie: In dat geval… in dat geval…
Hans: Hihi.