“Ik zeg altijd ja tegen de realiteit.”
(Byron Katie)
Katie: Ik zeg altijd ja tegen de realiteit.
Hans: Waar zeg je dan nee tegen?
Katie: Mijn gedachten over de realiteit.
Hans: Geef eens een voorbeeld van zo’n gedachte.
Katie: Mensen mogen niet liegen.
Hans: Daar zeg je nee tegen?
Katie: Ja, want mensen liegen.
Hans: ‘Mensen liegen’ en ‘mensen mogen niet liegen’ zijn toch allebei gedachten?
Katie: Jawel.
Hans: Dan zeg je toch ja tegen de ene gedachte over de realiteit en nee tegen de andere gedachte over de realiteit?
Katie: Nu je het zegt.
Hans: En tegen de realiteit zelf, wat zeg je daar dan tegen?
Katie: Tja.
Hans: Ik ook!
Katie: Ik bedoelde, tja, daar vraag je me wat.
Hans: Ik ook!