In het journalistenvakblad van december vorig jaar las ik een artikel over traumaveilig interviewen. Journalisten zijn geen psychologen, maar krijgen soms wel kwetsbare, getraumatiseerde mensen voor zich. En als je iemand interviewt, kun je die persoon ook retraumatiseren. Hoe daar mee om te gaan? Neem de tijd en ga niet meteen naar die emotie, luidt de aanhef van het artikel.
De schrijver van de tekst interviewt een meisje, dat in haar jeugd seksueel misbruikt is, daarna ernstig gepest en in een depressie terecht gekomen. Het meisje vertelde ineens dat ze bezig was met een euthanasieverklaring, als uitweg. ‘Tijdens het interview voelde ik een vervelende twijfel die me vaker tijdens mijn loopbaan als schrijvend journalist bekruipt: maak ik haar trauma erger met mijn journalistieke gewroet?’
Die twijfel komt mij zeer bekend voor. Als politieverslaggever had ik ook te maken met zeer getraumatiseerde slachtoffers. Natuurlijk, ik kwam in de eerste plaats bij die mensen om nieuws te vergaren over het lopende politieonderzoek. Dat wisten ze ook en was geen probleem. Met hun gegevens kon ik ook het OM en politie controleren of het onderzoek wel goed werd aangepakt. Heel belangrijk was het vertrouwen tussen slachtoffers en mij. Dat ik ze door mijn aanwezigheid, mijn vragen, als je wilt mijn gewroet, niet zou beschadigen. Ik was toch een journalist.
Sommige politieonderzoeken duurden soms jaren of zaken werden niet opgelost. Het klinkt hard, maar voor een journalist is er dan geen noodzaak meer om contact met de slachtoffers en hun familie te onderhouden. Steeds weer dienden zich nieuwe zaken aan. Toch bleef dat contact in veel gevallen bestaan.
Er was een jonge vrouw vermoord, haar lichaam lag op een vuilnishoop. Vrij kort na het vinden van het stoffelijk overschot zat ik bij haar moeder en stiefvader in de kamer en luisterde naar hun verdriet. Ik publiceerde daar ook over, met hun instemming. Er ging van alles mis in dat onderzoek, de stiefvader werd gearresteerd als mogelijke dader, en weer vrijgelaten, rechercheurs kwamen hun belofte aan de familie niet na, er was geen geld voor een grafsteen. Jaren verstreken en ik bleef de ouders bezoeken, hoewel er niks meer te schrijven was. Ik was ook geen huisvriend maar vrijwel de enige buitenstaander met wie ze konden praten en hun emoties tonen. Mensen houden er niet van om met verdriet en rouw geconfronteerd te worden, buren liepen een straatje om als ze de ouders zagen naderen.
Elke maand bleef ik die ouders bezoeken, ik weet niet in welke rol. Om een uur of elf in de ochtend was ik er en ging tegen vijven de deur uit, helemaal kapot van het luisteren. Direct naar huis, naar mijn gezin. Al die jaren een bombardement van klachten, verwijten, verdriet, ellende, onbegrip over een moordzaak, hun moordzaak, die maar niet opgelost werd. Tot een cold caseteam de dader arresteerde en ik de frequentie van de bezoeken ging afbouwen om er uiteindelijk mee te stoppen.
Traumaveilig interviewen. In deze zaak werd ik de schouder, het hakblok, het medicijn. In andere zaken besloot ik soms niet te publiceren omdat algemene bekendheid het slachtoffer vreselijk zou schaden. Ze konden hun beweegredenen om met mij te praten, hun ellendige ervaringen met mij te delen, niet overzien. Ik was het voertuig van hun ellende, hun verdriet, hun trauma. Altijd weer moest ik de afweging maken: wel of niet publiceren. En niemand op de redactie of waar dan ook die mij daarover raad kon geven. Het was het geweten, het moreel kompas, als maatlat.
Moedig voorwaarts!
Henk van Kalken zegt
Uithuilschouders en luisteroren bieden aan getraumatiseerden is meedogende menselijkheid.