‘Wat is weten?’
‘Denken dat tot stilstand probeert te komen.’
‘Wat is niet-weten?’
‘Denken dat in beweging blijft.’
‘Welk denken zal uiteindelijk victorie kraaien?’
‘Ze zullen beide blijven kraaien…’
‘Maar?’
‘Nooit victorie.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat ze elkaar aan de gang houden.’
‘Is dat een goede zaak of een slechte?’
‘Je probeert tot stilstand te komen.’
‘Kan je beter in beweging blijven?’
‘Je probeert opnieuw tot stilstand te komen.’
‘Volgens mij probeer jij steeds in beweging te blijven.’
‘Je probeert nog steeds tot stilstand te komen.’
‘Is dit wat je bedoelt met nooit victorie?’
‘Maar we kraaien vrolijk verder.’