Schopenhauer was een vroege liefhebber van het boeddhisme. Bij hem kom je een eenheid van visie tegen die het westerse boeddhisme node mist.
Schrijf voor een Nederlandstalig publiek over boeddhisme en christendom. Tien tegen één dat je verontwaardigde, gebeten reacties krijgt. Christendom is van God en kerk, en verhoudt zich niet tot boeddhisme. Westers boeddhisme ontpopt zich hier in een seculiere en anticlericale gedaante. In het westerse boeddhisme gaat de geest van de historische Verlichting vooraf aan de mogelijkheid van spirituele verlichting. Westers boeddhisme waant zich als antithese van God en kerk superieur aan christendom.
Hoe benepen en benauwend is deze eendimensionele benadering met haar gesloten geest. Andere werelden, de zes rijken van het oorspronkelijke boeddhisme, de reine landen waarin boeddha’s en bodhisattva’s leven, dit en veel meer wordt weggefilterd door die gesloten geest. De kosmologie van het boeddhisme geldt als mythische verbeelding met een hooguit metaforische betekenis. Onze tijd spreekt vrijuit over onderbewustzijn, maar is doof voor het bovenzinnelijke, de metafysica. Wat een verarming.
Dezer dagen herlas ik delen van het werk van mijn oude vriend, de filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860). Schopenhauer was een vroege liefhebber van het boeddhisme. Bij hem kom je een eenheid van visie tegen die het westerse boeddhisme node mist.
“Ware zaligheid, verlossing van leven en lijden, is zonder totale ontkenning van de wil volstrekt ondenkbaar,” schrijft Schopenhauer in het eerste deel, § 68, van De wereld als wil en voorstelling, zijn omvangrijke hoofdwerk uit 1818 (het citaat is uit de Nederlandse vertaling van de Wereldbibliotheek, Amsterdam 2001, derde druk). Zijn werk ademt de geest van de Griekse filosoof Plato. Diens ideeënleer lijkt evenmin toegankelijk voor de gesloten geest van de seculiere mens. Alles wat wij in onze voorstelling ervaren aan dingen, mensen en dieren is niet echt; het zijn afspiegelingen van ideaaltypische vormen die in andere dimensies leven.
Anders dan bij het filosofische taoïsme, een belangrijke voedingsader voor het Chinese zenboeddhisme, is Schopenhauers ordenende principe niet de harmonie van de tienduizend dingen die kosmisch resoneren met het Ene. In de visie van Schopenhauer wordt het menselijk handelen door een blinde, destructieve oerwil gedreven. Mensen klampen zich vast aan hun voorbijgaande voorstellingen. Dusdoende maken zij van de geschiedenis een geschiedenis van lijden.
Alleen wie door een intuïtief schouwen in en achter de voorstellingen de werking van de oerwil ontwaart, heeft een kans te ontsnappen aan chaos en destructie. De enige uitweg is gelegen in wilsnegatie, in een ascetische levenshouding die zich afkeert van de wereld. Schopenhauer zag zulke wilsnegatie aan het werk bij de Boeddha, maar ook bij heiligen zoals Franciscus van Assisi en bij christelijke mystici. Doctrinaire verschillen tussen religies doen er bij hem niet toe. Het intuïtieve schouwen kan zich in iedere traditie uitdrukken in eigen vormen, die herkenbaar zijn voor wie weet heeft van deze gnosis.
De gevolgen van deze waarnemingen zijn voor het westerse boeddhisme verreikend. Daar staan wij met ons rozige, linksige mens- en wereldbeeld: wie goed doet, goed ontmoet; als we samen de schouders eronder zetten, en de confrontatie met Shell en andere boze multinationals aangaan, dan kunnen we het tij van een zich voltrekkende ecologische ramp nog keren. Hoe komt het westerse boeddhisme aan dit positieve mensbeeld en hoe aan het idee van de maakbaarheid van de wereld?
Het dondert niet over welke boeddhistische traditie we het hebben, bij geen enkele bespeur ik de neiging om de eigen vooronderstellingen kritisch en samenhangend te articuleren. Van mij hoef je Schopenhauer niet blind te volgen, maar wie hem leest, kan zich wel afvragen of warrige westerse boeddhisten zich ooit rekenschap zullen geven van de vooronderstellingen van de traditie waartoe zij behoren.