Tussen 20 september 2018 en 5 juli 2019 publiceerde ik 200 toespraken en dwaalspreuken van Meester Tja in het Boeddhistisch Dagblad.
In 2020 heb ik deze serie grondig herschreven en uitgebreid met een reeks van 12 artikelen ter kennismaking met Meester Tja en een reeks van 15 artikelen over taoïsme in oost en west, die ik deze maand in het Boeddhistisch Dagblad publiceer, te beginnen met het voorwoord hieronder.
Veel leesplezier!
De Grote Tao als het Grote Tja
Voorwoord van het Witboek Taoïsme – Meester Tja en de Tao van niet-weten.
De Tao Te Tjing is een van de meest vertaalde werken uit het Chinees. Velen hebben er hun tanden en hersenen op stukgebeten en lopen nu rond met een kunstgebit en een koortskop, hoor ze eens ijlen.
De chantraditie zou duizend jaar later heel wat koans in dezelfde geest ophoesten* maar de Tao Te Tjing is de grootste raadseltekst van allemaal, een vijfsterrencryptogram, oplossing niet bijgesloten.
Hoewel er veel niet-weten zit in het taoïsme en veel taoïsme in niet-weten, zijn er ook verschillen. Zo heeft het kosmologische idee van de Tao als een onkenbaar, absoluut, eeuwigdurend, onveranderlijk, vormloos, sturend principe, in een radicaal niet-weten geen tegenhanger.
Ook het idee van Te als de hoogste deugd of de hoogste wijsheid of de hoogste leidraad vindt in een radicaal niet-weten geen weerklank.
Een opvallende overeenkomst tussen het taoïsme en niet-weten is het idee, of liever de praktijk, van niet-doen, dat wil zeggen, doen zonder opzet, spontaan, ongeforceerd, als vanzelf: wuwei.
Het niet-doen van een agnost is alleen niet geworteld in de Grote Tao maar in het Grote Tja, wuzhi. Het is een natuurlijk uitvloeisel van niet-weten.
Misschien leiden meerdere wegen naar niet-doen, niet-spreken, niet-geloven, niet-denken, niet-willen enzovoort maar bij niet-weten krijg je het allemaal gratis en voor niks. Of je wil of niet.
Niet-weten krijg je ook gratis en voor niks, maar waar? Niet bij mij, ik kan het je niet geven. Niets of niemand kan het je geven, geen enkele traditie, geen enkele leraar, geen enkele praktijk, geen enkel boek, niet dat ik weet. Behalve het leven zelf.
Geven kan je het ook niet noemen. Het leven ontneemt je, soms met engelengeduld en soms met bruut geweld, al je illusies, de een na de ander, jaar in jaar uit zolang de voorraad strekt. Plannetjes, dromen, idealen, theorietjes, aannames, uitgangspunten, motto’s, verwachtingen, begrippen, oordelen, zekerheden – de hele mikmak.
Dat gaat door tot je het leven laat of je denken ziet. Je gedachten doorziet. Geen enkel woord meer op zijn woord gelooft, deze woorden ook niet.
Ineens is het er dan, ineens heb je het of ineens heb je het niet meer of ineens heb je het nooit gehad of hoe zeg je dat, zó niet.
Dus als je wil weten wat je ervoor moet doen of bij wie je moet wezen of wat je moet lezen om tot niet-weten te komen zeg ik: schiet mij maar lek. Wie heeft er oog voor zijn blinde vlek behalve een enkele gek?
We vragen het Meester Tja…