Weteloosheid versus niet-weten
In den beginne heette NietWeten.nl weteloosheid.nl, en later nog een poosje weteloos.nl. Ik had voor die ouderwetse namen gekozen omdat ik niet-weten zo lelijk vond, met dat onhandige streepje erin en dat negatieve ‘niet’. Het klinkt net als non-hodgkin; je zal het maar hebben.
Bovendien werd de zoekterm niet-weten tien jaar terug door de zoekmachines automatisch vertaald in de zoekopdracht niet OR weten, die veel te veel zoekresultaten opleverde, voornamelijk ruis.
De zoekresultaten zijn inmiddels wel wat verbeterd, maar niet-veel, of je moet net op zoek zijn naar ‘ikke niet weten’ of ‘niet willen weten of je zwanger bent’ of ‘ik zou het ook niet weten’ en soortgelijke zinnetjes in talloze krantenartikeltjes, blogs, forums en reacties.
Weteloos(heid) zou inderdaad een prima zoekterm zijn als het woord eenmaal was ingeburgerd, maar dat was het niet. Je moet een beetje wereldvreemd zijn om te denken dat je daar in je eentje verandering in kan brengen, en dat ben ik.
We zijn inmiddels elf jaar verder en niet-weten is nog steeds de enige ingeburgerde term, zowel in de mystiek als in zen, om naar, eh, niet-weten te verwijzen.
Ingeburgerd is een groot woord, voor de meeste mensen betekent niet-weten gewoon onwetendheid, maar we zullen het ermee moeten doen.
Wil je weten wat andere weetnietgeesten over dit onderwerp te melden hebben dan moet je zoeken op niet-weten.
Wil je dat anderen lezen wat jij over dit onderwerp te melden hebt, dan moet je schrijven over niet-weten.
Ik ben nog altijd naïef en probeer het nu met agnose, maar zoekmachines worden almaar conservatiever en vervangen neologismen inmiddels standaard door zoeksuggesties uit het Groene Boekje.
Weteloos, weteloosheid, weteloze
In het reusachtige, verouderde maar onvolprezen Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT) komt het woord ‘weteloos’ gek genoeg niet eens voor, terwijl het toch al eeuwen wordt gebruikt.
Zo bestaat er een wat oudere vertaling van de preken van Meister Eckhart waarin die, of tenminste zijn vertaler, zoiets zegt als ‘want hun weten is weteloos’.*
* Ik kan zo gauw niet terugvinden waar, dus de literatuurverwijzing hou je van me tegoed, waarschijnlijk voorgoed.
In het gedicht Duc nos quo tendimus van Guido Gezelle lezen we:
Groot van oogen, grauw van velle,
lang van ooren, krom van been,
zitten nu de lieve, snelle
jongskes op mijn hand, getween,
weteloos of, weggedreven,
vader nog en moeder leven!
Het woord weteloos mag dan in het WNT ontbreken, het bevat wel de vormvarianten weetloos en wetenloos, in de betekenis van onwetend, onkundig, onbekend, vergeten, onbewust. Beide met het label ‘verouderd’.
In de Dikke Van Dale, die akelig dun is vergeleken met het WNT, ontbreken ze alle drie. Des te beter, dan kan ik ze zonder gevaar voor ambiguïteit herintroduceren.
Hierbij definieer ik de termen weetloos, wetenloos en weteloos als niet-wetend; weetloosheid, wetenloosheid en weteloosheid als niet-weten; en weetloze, wetenloze en weteloze als weetniet.
Kenneloos, kenneloosheid, kenneloze
Kortgeleden ontdekte ik in de WNT ook nog het woord kenneloos (kennelôs, kinneloos). Volgens het woordenboek is dat een antoniem van kennelijk (kennelijc).
In algemene zin betekent kenneloos ‘zonder kennis’, in de middeleeuwse mystiek werd het verstaan als ‘zonder kennis of bewustheid van het onzienlijke, het geestelijke’.
Kenneloos, kenneloosheid en kenneloze kan je gebruiken als synoniem van weteloos, weteloosheid en weteloze.