Ik heb een goede vriend. Dat is op zich niet zo vreemd. Sommige van mijn goede vrienden zijn ook nog mijn beste vrienden. Ik had ook een boek. Dat komt ook vaker voor. Sommige van mijn beste vrienden hebben en willen boeken. Dit boek – nog zelf geschreven ook – stuurde ik, voorzien van handtekening en opdracht, naar die goede vriend. Daartoe voorzag ik mij van de diensten van een onlineservice en wilde de frankering van het brievenbuspakketje, want dat was het, betalen. Tot zover het goede nieuws; toen begonnen de problemen.
Ik woon in een dorpje op nummer twintig en vulde dat braaf in op het on- line-formulier. Alleen: het moderne uitvloeisel van de goeie, ouwe PTT was het niet met mij eens dat ik op twintig woonde, en eiste dat ik een ‘A’ zou toevoegen. Dat weigerde ik, want ik woon niet op ‘A.’ Het voert te ver om alle inspanningen die ik mij getroostte om mijn gelijk te halen hier minutieus te beschrijven. Laat ik volstaan te vermelden dat úren later, toen mij het zweet tappelings langs de wangen liep (het konden ook tranen geweest zijn, maar omdat ik geleerd heb dat een man niet huilt licht ik dit verder niet toe) het probleem opgelost werd. Intussen was ook dat vermaledijde etiket nergens online te vinden, dat werd met ook een uur vertraging via de email naar mij toegestuurd. Eind goed, al goed.
Dacht ik.
Mijn printer, die het verlossende verzendetiket moest printen, weigerde geen enkele dienst, behalve datgene wat hij moest doen, namelijk gewoon printen. Om dit nieuwe obstakel op te lossen, moest ik een programma downloaden, maar omdat de meeste programma’s die gratis zijn letterlijk alles van je willen weten en je van alles willen aansmeren, was ik opnieuw een vol uur verder voor ik het juiste programma had. Het zou mijn probleem diagnosticeren, zo werd mij beloofd. Ik was hierdoor ten diepste geroerd, want het was allemaal gratis, moet u bedenken! Na een héle tijd begon mijn printer niet één, maar tien etiketten af te drukken. Dat was natuurlijk ook weer wat overdreven. Vervolgens moest ik het boek inpakken, maar de enige doos die ik had leek mij net iets te groot voor de brievenbus. Niettemin zat ik – naar schatting nogmaals een uur verder – met hevige neigingen om het Juiste Spreken grof geweld aan te doen op mijn gammele vouwfietsje en koerste richting brievenbus. Na ongeveer een halve kilometer schaarde het vehikel zich in de rijen van actuele rampen die zich inspanden om de stelling van Murphy’s Law te bewijzen. Of het was een complot. Ten koste van mijn geestelijk welzijn. Pffft…! sprak mijn achterband. Mijn dorpsgenoten zagen kort daarop het beeld van een oudere man, die ten gevolge van het uitvallen van de kappers wegens de Coronacrisis een dak- en -thuislozenachtige bos uitgeplozen, véél te lange grijze haren op zijn hoofd had, een pakje onder de arm geklemd, hardop hysterisch giechelend voorbijlopen. Het begon inmiddels – uiteraard – te regenen en voornoemde haren zaten in no time strak op mijn hoofd geplakt, tegen de tijd dat ik de brievenbus in het vizier kreeg.
Het pakje was natuurlijk ook al nat geworden. Toch voelde ik me licht euforisch door een missie-geslaagd-gevoel, toen ik het in de daarvoor bestemde gleuf liet glijden. Dat lukte op zich goed, dat wil zeggen tot ongeveer de helft van het natte pakje. Daar liep het onverbiddelijk vast. Het was te lang en paste niet in de brievenbus. Er waren takken noch touwen in de directe omgeving, dus mezelf genadig euthanaseren was – ook boeddhistisch gesproken – geen optie. Dezelfde dorpsgenoten zagen even later door hun vensters dezelfde oudere man, bij wie de regen inmiddels langs zijn lange haren afstroomde, met afhangende schouders snikkend in omgekeerde richting, het pakje in de ene, en het gammele vouwfietsje aan de andere hand weer voorbijkomen. Thuisgekomen, het inmiddels half doorweekte pakje nog steeds in mijn hand geklemd liep mijn vrouw, die haar regenjas al aanhad, zwijgend op me af. Zij weet en kan vrijwel alles, verzeker ik u. Omnipotent. Ze trok het pakje uit mijn hand en liep, met die vastberaden uitdrukking die ik zo goed ken en vrees op haar gezicht, de regen in.
‘Tot zo,’ zei ze kordaat. Ik zag nog juist hoe de regen abrupt stopte. Ze beheerst ook het weer. Korte tijd later was ze terug – droog en zonder pakje. ‘Is het gelukt?’ vroeg ik met een beverige oude mannenstem, die ik normaal gesproken altijd nog goed weet te onderdrukken. ‘Opgelost,’ zei ze monter.
‘Hoe heb je…?’
Ze keek me aan met een gelaatsuitdrukking waarop meer dan honderd jaar strijd voor vrouwenemancipatie weerspiegeld werd, glimlachte licht en sprak zacht:
‘Ik heb geweld gebruikt.’