Wat kan ik doen, moslims? Ik ken mezelf niet eens.
Ik ben geen christen, geen jood, geen magiër, geen moslim. Niet uit het oosten, niet uit het westen. Niet van het land, niet van de zee. Niet van de natuur, niet van het firmament. Niet van de aarde, niet van het water, niet van de lucht, niet van het vuur.
Niet uit India, China, Bulgarije, Saqseen. Niet van het koninkrijk der Irakezen of van Khorasan. Niet van deze wereld of de volgende, niet van hemel of hel. Niet van Adam, Eva, de tuinen van het paradijs of Eden. Mijn plaats is plaatsloos, mijn spoor spoorloos. Ik ben noch lichaam, noch ziel.
Alles is het leven van mijn Geliefde.
Jalaludin Rumi
Hans: Jammer van die laatste zin.
Ayah: Alles is het leven van mijn Geliefde?
Hans: Het was net zo spannend.
Ayah: Hoe zou jij eindigen?
Hans: ‘Wat kan ik doen, mensen? Ik ken mezelf niet eens.’
Ayah: Dat staat al aan het begin.
Hans: Het alfa en omega van agnose.
Ayah: Maar het voegt niets toe.
Hans: We willen niet toevoegen, we willen wegnemen.
Ayah: Maar het neemt niets nieuws weg.
Hans: Doe dan maar, ‘Wat kan ik doen, mensen? Ik ken mijn geliefde niet eens.’
Ayah: Je kent jezelf niet eens en je kent je geliefde niet eens?
Hans: Niet echt.
Ayah: Maar wel een beetje.
Hans: Het mag geen naam hebben.
Afbeelding: ‘Wat kan ik doen, mensen? Ik ken mijn geliefde niet eens.’
Ayah: Wat voor misverstanden denk je te kunnen vermijden door de zin ‘Alles is het leven van mijn Geliefde’ weg te laten?
Hans: Personificatie. Reïficatie. Deïficatie.
Ayah: Goedendag!
Hans: Alsof er niet alleen in overdrachtelijke zin maar ook letterlijk een geliefde zou zijn in de vorm van een persoon, zaak of opperwezen.
Ayah: Want die is er niet?
Hans: Wie zal het zeggen.
Ayah: Is niet-weten jouw Geliefde?
Hans: Over personificatie gesproken.
Ayah: Wat is niet-weten dan wel?
Hans: Over reïficatie gesproken.
Ayah: Wie is dan jouw Geliefde?
Hans: Die zich geen geliefde laat noemen.
Ayah: Hè?
Hans: En geen die.
Ayah: Omdat je het zelf bent?
Hans: En geen ik.
Ayah: Het mag alleen niet-weten heten?
Hans: En geen niet-weten.
Ayah: Meer kun je er niet over zeggen?
Hans: Minder wel.
Ayah: Dit mag gerust het Mysterie heten.
Hans: Dat mag gerust mystificatie heten.
Ayah: Vanwaar toch steeds die terughoudendheid?
Hans: Om mijn geliefde niet tekort te doen.