De monniken waren aan het werk in de tuin. Toen hij zag dat Huangbo eraan kwam, hield Linji op en leunde op zijn schoffel. ‘Is die vent nu al moe?’ vroeg de meester. ‘Deze vulkaan is uitgewerkt’, zei Linji. De meester trapte tegen zijn schoffel. Linji pakte zijn stok af en sloeg hem tegen de grond.
Huangbo zei tegen de dienstdoende monnik: ‘Help me eens overeind.’ De monnik siste: ‘Eerwaarde, dit pikt u toch niet.’ De meester gaf hem een oplawaai.
Terwijl hij weer begon te schoffelen, zei Linji: ‘Overal cremeren ze de doden maar ik begraaf ze levend.’
Guishan zei: ‘Waarom sloeg Huangbo de dienstdoende monnik?’ Yangshan zei: ‘Omdat hij nog niet was uitgewerkt.’