Ik was gisteren de takken van de nu al verschrompelde en vergeelde enorme dahlia aan het snoeien om de knollen uit de pot te kunnen halen om te overwinteren, toen ineens mijn moeder zich in mijn geest manifesteerde. Nou, ja, eigenlijk meer mijn zus.
Het was 14 mei 1940, Duitse bommenwerpers bombardeerden Rotterdam. Mijn ouders hadden toen twee kinderen, dochters van een paar jaar oud. Mijn moeder was hoogzwanger van haar derde kind, dat 14 dagen later in een door de Duitsers bezet Nederland werd geboren.
De afgeworpen bommen op het centrum en wijken van de open stad maakten een gillend geluid voordat ze op onschuldige mensen en woningen ontploften. Mijn zusje van toen drie was ontzettend bang van dat verschrikkelijke geluid. Mijn moeder wilde haar gerust stellen: ‘Het zijn maar stofzuigers’, zei ze. Een oom en tante en dochter en de man van die dochter- ze waren net getrouwd, en de schoonfamilie van die dochter, kwamen door de bommen om het leven.
Vier jaar later zwierf mijn moeder in de zogenoemde hongerwinter van 1944 door Nederland om spullen voor haar gezin en ouders bij boeren te ruilen voor eten. Onderweg werd ze ziek. Ze hield er een dagboek over bij. In de dagen van de bevrijding in mei 1945 ruimde ze het lijkvocht op van een vermoorde dode bovenbuurman dat door het plafond sijpelde. Later herkende ze de moordenaar, lopend op straat in de stad. In die tijd werd ook het dode lichaam van haar oom Henk in het water bij Delfshaven gevonden.
Gek maar ook mooi dat zulke herinneringen boven komen bij het snoeien van een dahlia. Het wordt misschien tijd om met de familie eens een herinneringsdag te organiseren. Mijn zus van toen drie klaagt erover dat haar kinderen en kleinkinderen helemaal geen belangstelling hebben voor het verleden.
Moedig voorwaarts!