Meester Tja zegt:
Noemen we ja en nee mannelijk,
dan mag tja vrouwelijk heten.
Ja neemt, nee weert.
Tja ontvangt en geeft weg.
Ja en nee zoeken de uitersten.
Tja houdt het midden.
Ja en nee bedienen zich van woorden.
Tja bedient zich van stilte.
Bedient ze zich toch van woorden,
dan neemt ze die meteen terug.
Zwakte is de kracht van tja,
kleinheid haar grootte.
Ze wijkt ter toenadering,
aarzelt ter bevestiging.
Ze antwoordt met vragen,
leidt door te volgen,
doet door te laten
en weet te vergeten.
Terwijl ja de wereld schaakt
en nee het fort bewaakt,
bewaart tja haar kalmte.
Rustig blijft ze ook
onder haar onrust.
Vrede heeft ze ook
met haar onvrede.
Niet-spreken, niet-zwijgen,
niet-leiden, niet-volgen,
niet-doen, niet-laten –
Zo overwint het vrouwelijke
het mannelijke.
Geïnspireerd door hoofdstuk 61 van de Daodejing