Birma mag weer, maar kan de toestroom aan buitenlandse reizigers maar moeizaam aan.
Birma was jarenlang een no-go-area, voor toeristen, ondernemers en politici. De tijden lijken te veranderen. Het land is een gewilde bestemming, maar de toeristische sector heeft doorstartproblemen. Het land kent zelfs een nieuw soort economische vluchteling: de platzakke toerist. Een bericht van Krijn Schramade.
Het militaire regime wekte lange tijd afschuw door grove en structurele mensenrechtenschendingen. Economische sancties maakten het vrijwel onmogelijk om zaken te doen met het land. Politieke en diplomatieke vertegenwoordiging uit het westen was veelal afwezig. En voor toeristen werd het onethisch geacht om naar dat land van burgeroorlog, politieke gevangen en mensenrechtenschendingen af te reizen.
Hervormingen
Onder leiding van president Thein Sein, een voormalig generaal, zet het land de laatste paar jaar zeer voorzichtige stappen op weg naar democratie en vrijheid. Een deel van de legerleiding heeft in 2011 haar uniformen ingeruild voor burgerkleding en neemt belangrijke politieke posities in. Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi is vrijgelaten en met haar veel andere, maar nog lang niet alle, politieke gevangen. Suu Kyi zit nu zelf in het parlement, waar de militairen 25 procent van de zetels hebben.
Nu mag Birma weer. Van Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi mag het weer, nadat zij jarenlang in huisarrest verkeerde en de buitenlandse boycot van toerisme ondersteunde. Van de Verenigde Staten mag het ook weer. De sancties zijn deels versoepeld en deels geschrapt. Obama bracht in november 2012 zelfs een bliksembezoek aan voormalig hoofdstad Rangoon en sprak daar met Aung San Suu Kyi en voormalig legerleider en huidig president Thein Sein. Het internationale bedrijfsleven stort zich op de gewilde grondstoffen en de consumentenmarkt van het land.
Toeristische trekpleister
Ook voor toeristen mag Birma gewoon weer. Vrijwel alle grote Nederlandse reisorganisaties gaan er naartoe en alle reisbladen staan er vol van. En geef ze eens ongelijk. Het is een prachtig land om te bezichtigen. Volgens velen is het Azië, zoals het vroeger was. Daar valt wel iets op af te dingen, maar als je nog iets van dit ongerepte land wilt zien, moet je nu gaan. Toeristische trekpleisters zijn er voldoende. Bagan, met een paar duizend eeuwenoude tempels op 30 vierkante kilometer. Het Inle meer, met drijvende tuinen, dorpjes op stokken in het water en de vissers die roeien met hun benen. Het mysterieuze Mrauk U, dat volgens kenners nog mooier is dan Angkor What. Ook heeft het land een kustlijn van bijna drieduizend kilometer, met verschillende zandwitte stranden.
Het is echter nog geen pais en vree in het land. Sommige regio’s zijn afgesloten voor buitenlanders. Het leger van Birma is in gevecht met etnische bevolkingsgroepen, zoals de Kachin. En de kusstreek Rakhin, met het mooie Mrauk U, kom je als toerist ook niet binnen. Die regio is afgesloten, sinds hevige onlusten van afgelopen zomer, tussen boeddhisten en Rohingya’s, de lokale moslimbevolking die door de het land niet als staatsburgers gezien worden. Dorpen van de Rohingya’s gingen in vlammen op, en een geschat aantal van 180 mensen liet het leven door geweld. Honderdentienduizend Rohingya’s sloegen op de vlucht. Vele duizenden proberen het land met bootjes te ontvluchten, wat geen succes blijkt. Ze zijn vrijwel nergens welkom.
Erik Hoogcarspel zegt
Zoveel redenen om te gaan zijn er niet. Ten eerste is het niet ongerept , verder is alles minstens 2x zo duur als in omliggende landen, de kwaliteit van hotels is om je rot te schrikken, het transport is een regelrechte ramp, de hygiëne is middeleeuws en de zedis in Bagan zijn allemaal gelijk.