En toen zaten we ineens zonder stroom. De pomp die het water uit de put omhoog moet halen sloeg op hol en daar kon de inverter, het apparaat dat de 48 volt van de zonnepanelen omzet in de 220 volt die we nodig hebben, niet tegen. Grootste probleem was niet het licht en zelfs niet de koelkast, maar de hydrocultuur-tafels waarop de sla vrolijk stond te groeien. Het water in die systemen wordt via een aquariumpompje 24 uur per dag rondgepompt. Gelukkig hebben we een noodstroomvoorziening via een generator, maar die wilden we niet continu laten draaien. Dus hebben we maar geprobeerd of de sla genoegen nam met twee keer een uur watercirculatie en de rest van de dag en nacht stilstaand water. En dat vond de sla prima.
Leven met beperkt elektriciteit went snel. ’s Morgens opstaan als het licht wordt. De generator opstarten en de koelkast, de hydrocultuurpompjes en alles wat opgeladen moet worden aansluiten; ontbijten met het gedreun van de motor op de achtergrond. Na een uur de motor afzetten, waarna de dag verder vrij normaal kan verlopen. Om een uur of 5 in de middag weer een uur het generatorritueel. Als dat klaar is is het intussen donker en rijden we naar de stad om daar wat te eten, zodat de avond iets verkort wordt. Als we dan weer thuis zijn kruipen we in bed en als we niet vergeten zijn de telefoons en tablet op te laden kunnen we nog een tijdje lezen of een film kijken.
Het lastigste was eigenlijk dat de batterij van de laptop ook besloten had het voor gezien te houden. Om te werken en om bijvoorbeeld een nieuwe blog te schrijven moesten we dus ergens gaan zitten waar een stopcontact was. Inmiddels hangt er een leen-inverter en draaien we weer helemaal op de zonnepanelen.
Het leukste wat zich tijdens de stroomloze dagen heeft voorgedaan is, dat we de banden met onze huisgenoten flink hebben weten aan te halen. Zo heeft ons huisdraakje zich weer gemeld. Hij of zij woont tegenwoordig in de buurt van de buitenbadkamer en laat zich regelmatig zien als we daar zitten. Het beestje bivakkeert graag in mijn billendoekje (een doekje om de boel te drogen na gebruik van die handige Thaise kontspoelkraan). Een vreemde plek, maar ieder zijn meug; ik beschouw het maar als een compliment. Mieke voert hem nu meelwormen en rupsen en daar laat hij zijn welriekende plekje graag voor in de steek. Uit de hand eten doet hij nog net niet, maar dat zou binnenkort zo maar kunnen gaan gebeuren.
Ook voor de toekeh, die al eerder in ons huis woonde dan wij zelf, zijn meelwormen onweerstaanbaar. Hij laat zich langzaam langs de muur omlaag zakken om ze uit het bakje te halen dat Mieke omhoog houdt. Waarschijnlijk zou hij ze al uit de hand eten, maar daar zijn we zelf dan weer een beetje terughoudend in. In tegenstelling tot die van het draakje is zijn bek groot genoeg om in je vinger te bijten.
Zelfs de guppies die we in de coldtub hebben gezet om de muggenlarven te verorberen hebben zich tot huisvrienden ontwikkeld. Als ik even ga zitten afkoelen komen ze meteen kijken en knabbelen ze aan mijn huid, waar waarschijnlijk iets op zit dat niet te versmaden is. Voor guppies dan.
Intussen is het ook hoogseizoen voor bezoek uit Nederland. Er is al een aantal mensen langs gekomen en de komende weken verwachten we er nog meer. Het is ontzettend leuk dat we nu steeds een aantal dagen met elkaar kunnen doorbrengen; ontmoetingen in Nederland waren bijna altijd voor een paar uurtjes. Dat leidt tot andere gespreksstof en is voor ons ook een goede reden om uitstapjes te maken. We hebben een klein gastenverblijf in het dorpje vlakbij, waar bezoekers makkelijk heen kunnen fietsen en niet gewekt worden door ons geklus in de vroege ochtend. Overigens zitten we gelukkig in de droge tijd en vraagt de tuin weliswaar om water, maar verder niet om heel veel onderhoud. Wat dat betreft is het hier met het weer goed geregeld.