Laatste van drie inleidingen van ‘Niet te geloven! De Linji Lu’.
Duizend jaar jong
Linji mag dan een mythe zijn, de Linji Lu is een uitzonderlijk werk, schokkend en hilarisch tegelijk. Het is mijn favoriet onder de zenklassiekers. Duizend jaar oud en toch fris, vitaal en eigentijds – om niet te zeggen postmodern en absurdistisch.
Mijn vertaling, Niet te geloven, de Linji Lu, is een loflied op de historische Linji, op de mythische Linji, op de school die naar de beide Linji’s is vernoemd, op het chanboeddhisme waaruit deze school is voortgekomen en op de subversieve weetnietgeest die nog altijd in zen rondwaart.
Wie autoriseert wie en waar is de autonomie?
O ja? Waart de weetnietgeest nog steeds in zen rond? Heeft hij er ooit rondgewaard? Dan is het wel ironisch dat de patriarch die autonomie predikt en voorleeft, voor zijn ontstaan en voortbestaan afhankelijk is van de school die hem schiep en van de traditie die zijn valse nagedachtenis naleeft.
Het is dubbel ironisch dat die traditie zich daarvoor op het gezag van haar eigen schepping beroept. Wie autoriseert hier wie en waar is de autonomie?
Wanneer een leer van meer dan duizend jaar oud terug moet grijpen op een gepimpte patriarch van meer dan duizend jaar oud, vraag je je onwillekeurig af of zen ooit ook maar één Linji van vlees en bloed heeft voortgebracht.
Hoe effectief is het zenboeddhisme eigenlijk als het erom gaat de geest te bevrijden uit zijn zelfbedachte gevangenis? Worden er alleen illusies weggenomen of komen er nieuwe voor in de plaats? Al die studie, al dat zitten, al die aandachtigheid, al die geloften, al die oefeningen – waar is het allemaal goed voor?
‘Als je niets gelooft is er geen situatie om meester van te worden, geen plek om heen te gaan. Zelfs je oude waandenkbeelden en je zogenaamde karma hebben dan geen betekenis meer.’ (preek 8)
Op eigen benen staan, daar komt het op aan
Het moet maar eens gezegd worden: (zen)boeddhisme is taaie kost. Maar niet voor Pseudo-Linji, de ras-apofaticus die Pseudo-Dionysius, de meester van de negatieve theologie, moeiteloos naar de kroon steekt.
Onze held maakt overal gehakt van, ook van het heldendom. Van heiligen moet hij niets hebben en geleerdheid is hem algauw te geleerd.
Je niets laten wijsmaken en niemand iets wijsmaken, dat is de kern van zijn leer. Stilzitten is geen kunst – op eigen benen staan, daar komt het op aan.