Af en toe hadden we in Sogenji ook wel een feestje. Niet dat dat heel veel voorstelde: meestal legden we zelf wat geld bij elkaar en dan kochten we chips, ijs, appelsap en soms ook een paar biertjes. En verder bakten we koekjes en een chocoladetaart en keken we – terwijl we alles opaten – in de guesthouse één of twee Dvd’s. We konden het laat maken, want in plaats van half vier hoefden we de volgende ochtend ‘pas’ om zes uur op…
Maar één keer per jaar was het echt feest, op tōji toya – de midwinternacht. Dan was er een groot feestmaal met gerechten van over de hele wereld, want iedereen mocht klaarmaken wat ‘ie zelf wilde; de Roshi betaalde alle ingrediënten. En na wekenlang witte kool en winterwortel lieten we ons dat natuurlijk geen twee keer zeggen.
Daarna was er de traditionele ‘bonte avond’. Al in september had Marloes me gevraagd of ik met tōji toya ook iets ging doen. ‘Bijna iedereen doet dan iets leuks,’ zei ze, ‘een sketch of een liedje zingen, maakt eigenlijk niet zoveel uit wat.’ Meteen wist ik wat ík zou gaan doen: mijn oude metier van verhalenverteller weer eens oppakken! Het was al minstens tien jaar geleden dat ik een verhaal verteld had en ik dacht dat één van mijn verhalen van ’toen’ – over een Japanse theemeester – heel toepasselijk was voor in Japan.
Maar soms moet je je intuïtie volgen. En om de één of andere reden voelde ik dat ik iets anders moest vertellen, namelijk: De rijke bramenplukker van Godfried Bomans. Alleen had ik dát verhaal nog nooit verteld had, sterker nog, ik wist niet eens hoe het ging. Het enige wat ik me er vaag van herinnerde was dat het niet goed afliep. En misschien was juist dat het wel. Om met dat droevige einde zo’n avond nog een wat ander accent te geven.
Nou was het – zelfs vanuit Japan – niet moeilijk om het verhaal weer op te sporen. Met Google was dat binnen een paar tellen gepiept. Wat wel lastig was, was dat ik het verhaal in het Engels zou moeten vertellen. En dat had ik nog nooit eerder gedaan. En ook zou ik het zelf moeten vertalen. Wat best lastig is, want woorden luisteren soms heel nauw. Maar ach, het was pas september. Tijd zat!
Eigenlijk wist ik toen nog niet zo goed wanneer het nou precies tōji toya was. Dat wil zeggen: totdat Kosho me op een ochtend vroeg of ik nog iets ging doen vanavond. Wat?! Was het vanavond al tōji toya?! Om de één of andere reden was ik ervan uitgegaan dat ik nog minstens een week zou hebben om het verhaal te vertalen, netjes uit te schrijven, in te studeren… niet dus. Even kwam het bij me op om dan maar niks te doen, al zou dat natuurlijk wel heel flauw zijn.
Dus in plaats daarvan ging ik die middag de heuvels achter Sogenji in om mijn verhaal alsnog in te studeren. Ik dacht aan wat verteller Frans de Vette me geleerd had. Zijn belangrijkste advies: Geniet ervan! Als jij het leuk vind om iets te vertellen, dan vinden anderen het óók leuk… En ook: Stel jezelf kwetsbaar op, want pas als jij jezelf openstelt, dan zullen anderen zich óók voor jou openstellen. Maar de essentie van een verhaal vertellen was eigenlijk precies wat ook de essentie van zen is: probeer het niet te doen, probeer het te zijn. Of zoals Frans zei: wéés het verhaal.
Dus liep ik net als ‘de rijke bramenplukker’ door het bos alsof het een paleis was; keek ik naar lucht alsof het een plafondschildering was; luisterde ik naar het zingen van de vogels alsof… Net zo lang totdat niet ik, maar de bramenplukker daar tussen de bamboes liep. En daarna haatte ik hem; schreeuwde ik naar hem omdat ik vond dat hij me bedrogen had. Hing ik hem op aan de oude eikenboom voor zijn kleine huisje in het bos. Precies zoals de mensen in het verhaal dat over een paar uur zouden gaan doen.
Al met al had ik het hele verhaal misschien net anderhalve keer kunnen oefenen. Ik vond het dan ook best wel spannend toen – na een aantal hilarische sketches en liedjes – ik eindelijk als allerlaatste aan de beurt was.
– I am going to tell you a story by Dutch writer Godfried Bomans, which for this special occasion I have translated into English. I’m afraid though that a translation into Japanese will have to wait until next time, begon ik bij wijze van grap. Maar Chisan onderbrak me.
– Oh, that will be taken care of right away… zei ze.
Ook dat nog! Nou zou ik tijdens het vertellen ook nog eens om de vijf regels door Chisan onderbroken worden voor de integrale vertaling in het Japans. Maar goed, er was geen weg meer terug. Dus deed ik wat ik al die maanden ervoor gedaan had: ademhalen, niet denken en er gewoon helemaal voor gaan, met every single one of my 360 smallest bones and 84,000 hair pores…
Het ging fantastisch. Iedereen hing aan mijn lippen en na afloop was het eventjes doodstil. Daarna een oorverdovend applaus. En later op de avond kwam iedereen nog even langs om te zeggen hoeveel indruk het verhaal had gemaakt. ‘Zelfs de Roshi vond het mooi,’ zei Peter. ‘Ik weet niet of je het gezien hebt, maar hij zat écht heel aandachtig te luisteren!’
Toch wist ik ook wel dat bescheidenheid hier op zijn plaats was. Want een goed verhaal vertelt zichzelf, daar was ik niet voor nodig. Maar het was geweldig om die verbazingwekkende kracht die een verhaal kan hebben weer eens mee te mogen maken. En het mooiste compliment kwam nog de volgende avond, bij de kokuho – het praatje dat de Roshi voorafgaande aan elke sesshin in de zendo houdt. Want toen werd het verhaal nóg een keer verteld, dit keer door de Roshi. ‘Dát heb ik hier nog nooit meegemaakt,’ verzekerde Sochu me later.
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
Bertjan Oosterbeek schrijft nog meer verhalen, ook over zen. En die zijn te lezen op zijn website www.bertjanoosterbeek.wordpress.com?
(c) 2012 Bertjan Oosterbeek
Lees hier De rijke bramenplukker van Godfried Bomans.