Een in 2016 in Oezbekistan opgegraven felgekleurde muurschildering, waarschijnlijk daterend uit de tweede tot derde eeuw, werpt volgens onderzoekers een intrigerend licht op de verspreiding van boeddhistische kunst langs de zijderoute. De muurschildering werd ontdekt tijdens opgravingen in Kara Tepe, een archeologische vindplaats in de voorsteden van Termez, in het zuiden van Oezbekistan, door lokale onderzoekers en partners van de Rissho Universiteit van Tokyo.
De muurschildering is ongeveer 1 bij 1 meter en bestaat uit in rode en blauwe tinten geschilderde figuren. Deskundigen veronderstellen dat de muurschildering deel kan uitmaken van een groter werk dat het leven van Boeddha uitbeeldt. Ze noemen het een kostbare ontdekking die inzicht geeft in hoe het boeddhisme veranderde onder invloed van verschillende culturen.
De archeologische site, gelegen aan de grens met Afghanistan, is niet ver van Bamiyan, waar monumentale boeddhistische beelden stonden tot de Taliban ze in 2001 opbliezen. De muurschildering werd gevonden in een ondergrondse stenen ruimte naast een pagode. Het boeddhisme ontstond in India rond de vijfde eeuw voor Christus. Het duurde 1000 jaar voordat het zich door Noordwest-Azië verspreidde voordat het Japan bereikte.
Kara Tepe ligt op het zogenoemde kruispunt van beschavingen aan de Zijderoute. Hier zijn beelden van Griekse en Romeinse menselijke figuren opgegraven, evenals een standbeeld van de kop van een grote legendarische vogel in India, genaamd Garuda. Deze vondsten dateren waarschijnlijk ook uit de tweede tot derde eeuw.