Al houdt het Tja zich niet aan hem, de wijze houdt zich aan het Tja. Zodoende is hij groot noch klein, herder noch schaap, echt noch nep.
taoisme
Meester Tja 35 – Mijn meester heeft geen leerlingen
Boeddha en God, Zelf en ik – allen zijn volgelingen van het Grote Tja. Maar het Grote Tja is niet te volgen. Het is een meester van niets.
Meester Tja 34 – De grenzeloze ruimte tussen weten en niet-weten
Zo gering als het verschil tussen ongetwijfeld en onmogelijk, zo onmetelijk is het verschil tussen weten en niet-weten.
Meester Tja 33 – Waarom, dat vraag ik niet
Soms ben ik zus, soms ben ik zo. Waarom, dat vraag ik niet. Vraag ik het toch dan vraag ik niet waarom.
Meester Tja 32 – Wijsheid is van alle markten, maar nooit thuis
Niets is waar of onwaar, dat maakt het denken ervan. Ook dit is niet waar of onwaar, dat maakt het denken ervan.
Meester Tja 31 – Verzaak de wijsheid
Verzaak de wijsheid en u zult geen afkeer van begeerte hebben, noch onverschilligheid begeren.
Meester Tja 30 – Geen enkele richtlijn maakt vrij, dus luister vooral niet naar mij
Niet willen begeren is begeerte. Echt willen zijn is nep. Streven naar eenvoud is ingewikkeld. Niets is van nature onnatuurlijk.
Meester Tja 29 – Als het Tja van huis is dansen de denkers op tafel
Wanneer het Grote Tja uit beeld raakt, krijgen we samsara en nirwana.
Meester Tja 28 – Grote heersers heersen niet
Wat ze ook doen, ze doen maar wat, en ook hun niet-doen doen ze niet.
Meester Tja 27 – Tja maakt ongewild mild
Tja maakt ongewild mild. Wie ongewild mild is, sluit niets uit, wat hij ook uitsluit.
Meester Tja 26 – Geen ruimte zo groot, geen stilte zo diep
Geen ruimte zo groot als de ruimte van de lege geest. Geen stilte zo diep als de stilte van het lege woord.
Meester Tja 25 – Waarom de wijze zich nooit laat kennen
Hij juicht niet mee, je weet maar nooit. Hij klaagt niet mee, je weet maar nooit.