Mario Veen, filosoof en hoofddocent aan de Hogeschool Utrecht, is ervan overtuigd dat we allemaal in een illusie leven. Om dit uit te leggen gebruikt hij de allegorie van de grot, die wordt verteld door de filosoof Plato (427- 348) in zijn boek De Staat (boek 7, § 514a- -520a). Plato beschrijft hoe mensen in een grot gevangen zitten, zonder dat ze hun hoofd kunnen bewegen. Achter hen brandt een vuur en voor dat vuur langs lopen mensen met allerhande voorwerpen op hun hoofd, zodat de schaduwen van deze voorwerpen op de muur voor de gevangenen worden geprojecteerd. De gevangenen zitten er al hun hele leven en ze kennen niets anders dan deze schaduwen. In de loop van de tijd hebben ze een hele wetenschap ontwikkeld over deze schaduwen. Ze kunnen zelfs vaak voorspellen welke schaduwen gaan komen en wanneer de schaduwen verdwijnen. Ze leven met andere woorden in een werkelijkheid van schaduwen. Op een zeker moment weet een van de gevangenen zich los te maken, of wordt losgemaakt en gaat, al dan niet gedwongen, naar de uitgang van de grot. Daar komt hij in het zonlicht, hij ziet de echte wereld in geuren en kleuren en hij ervaart diepte.