Het boek gaat over drie auteurs die in de twintigste eeuw een sleutelrol hebben gespeeld niet alleen bij het ontdekken van een alle religiegrenzen overstijgende wijsheid, maar ook bij het ontmaskeren van de moderne westerse beschaving als anti-spiritueel en materialistisch. Precies op het moment dat in Europa het geloof in de empirische wetenschap zijn hoogtepunt bereikte en de opvatting dat alleen de op uiterlijke waarneming gebaseerde wetenschap geldige kennis kan verschaffen naar zijn hoogtepunt klom, wezen zij erop dat het Westen iets essentieels verloren had, iets wat de moderne wetenschap nimmer geven kan, namelijk kennis die op innerlijke waarneming is gebaseerd, spirituele kennis, en dat dit gemis op negatieve wijze doorwerkte in de gehele samenleving en in de gehele beschaving.