Dan komt oma. Ze pakt de teil op, en gaat ermee de trap op, naar de keuken boven. Menno volgt haar. Een voor één haalt oma de alen uit de teil, legt de vissen op een houten snijplank en snijdt ze de kop af. Tot Menno ’s stomme verbazing lijken de van elkaar losgesneden koppen en lijven afzonderlijk voort te leven. De bekjes blijven open en dicht gaan, net als de kieuwen, en de lange lijven kronkelen gewoon door.
autobiografie van Dharmapelgrim
Menno – hondje verbranden
De jongens gooien het lijkje op het vuur. Door de hitte bewegen de pootjes. Daar schrikt Menno van, en hij roept “Hij leeft nog.” waarna iedereen hem uitlacht.